Call us now:
Wat maakt een leider echt groot? De 19e-eeuwse Engelse intellectueel, Thomas Carlyle (1795-1881), had daar een uitgesproken mening over met zijn heldentheorie. Hij geloofde dat de geschiedenis voortgestuwd wordt door de daden van uitzonderlijke individuen, leiders, die in alle domeinen van het menselijk leven voorkomen: in de kunsten, de godsdienst, de politiek en ja, ook in de economie. Hij maakte de term captains of industry mateloos populair.

1: Thomas Carlyle

Inleiding: de controversiële erfenis van een denker
In de Engelstalige leiderschapscanon
In Angelsaksische landen is Carlyle nog altijd opgenomen in de leiderschapscanon, doorgaans in negatieve zin[1]. Dáár staat hij bekend als de bedenker van de Great Man-theorie, die nu voornamelijk wordt afgeserveerd als te mannelijk, te white en te karakterologisch[2]. In Nederland is hij minder bekend.
Een miniserie in zes delen
In deze longread in zes delen duik ik in zijn leven, zijn wereldbeeld, en zijn fascinerende heldentypen: van Profeet tot Dichter, van Koning tot Priester, van Godheid tot Captain of Industry. Maar hoe verhouden deze heroïsche leiders zich tot de koning-filosoof van Plato en de krachtige en sluwe heerser van Machiavelli, twee andere beroemde archetypen van leiderschap? De ideeën van Plato en Machiavelli zullen als ‘contrastvloeistof’ dienen om Carlyles opvattingen over leiderschap scherper in beeld te krijgen.

Trump bewijst de heldentheorie?
Is Carlyle nog relevant voor onze tijd? Je kunt zijn theorie op vier manieren beoordelen, als een pragmatische, een theoretische, morele en een kritische bijdrage. In de coda van deze longread wik en weeg ik. Hoe past Trump in zijn theorie van leiderschap? We zullen zien.
Ophef over Carlyle: wegbereider nazi’s?
In de tweede helft van de 20e eeuw ontstond er ophef rondom Carlyle. Men ging hem steeds meer zien als een voorloper van nationaalsocialistisch leiderschap. Zijn blazoen raakte besmet. Was der Führer een Carlyleaanse held? De complexe relatie tussen zijn ideeën en latere interpretaties, zoals in het nationaalsocialistische Führerprinzip zal mede belichten hoe Carlyles gedachtegoed is gebruikt en misbruikt.
Maar laat me eerst Thomas Carlyle introduceren. Wie was die man en wat waren zijn thema’s?
Leven en werk
Vroege ontwikkeling en intellectuele vorming
Schotse roots en calvinistische jeugd
Carlyle was van oorsprong Schot en leidde een lang leven: van 1795 tot 1881. Hij kwam van het platteland en beslist niet uit hoge kringen: zijn vader was steenhouwer en boer. Hij was de oudste van negen kinderen. Zijn geboortegrond kenmerkte zich door een landelijke gemeenschap met een sterke nadruk op traditie en religie. Zijn vader had een diep calvinistisch geloof. De strenge en sobere levensstijl die hij hierdoor met de paplepel kreeg ingegoten, zou later doorwerken in zijn sociale kritiek op de industrialisatie en de glitter en glamour van de Victoriaanse tijd.
Opwaartse mobiliteit
Omdat hij goed kon leren lag de route van de opwaartse mobiliteit via onderwijs voor hem open, een traject dat voor die tijd nog bijzonder was. Via privéonderwijs in zijn jeugd stroomde hij door naar de Universiteit van Edinburgh. Het idee was om predikant te worden, maar dat liet hij varen.
In 1814 staakte hij zijn studie en ging lesgeven. In die tijd leerde hij zich ook Duits aan, wat van grote betekenis zou worden voor zijn denken en schrijven. Hij sprak en las meerdere talen en was zowel goed in exacte wetenschappen – wiskunde en mineralogie hadden zijn grote interesse – als in de alfavakken geschiedenis, filosofie en ethiek.
Spirituele crisis en een nieuw wereldbeeld
Tussen 1818 en 1821 had hij een spirituele crisis waardoor hij het christelijke geloof losliet ten gunste van een meer seculier wereldbeeld. Maar lang zou het niet duren. Hij ontwikkelde een visie op de werkelijkheid die hij doordrongen zag van moraliteit, die mensen in de gaten moesten houden, wat natuurlijk meestal niet lukte. Soms noemde hij dat ook het goddelijke dat in alles zat, maar dat niet voor iedereen toegankelijk en zichtbaar is. Deze gedachte zou hij ook aan de orde stellen in zijn boek over helden. In het deel over Carlyles wereldvisie kom ik er uitvoeriger op terug.
Opkomst als publiek intellectueel: Goethe en de Franse Revolutie
In 1824 kwam zijn vertaling uit van Goethes Wilhelm Meisters Lehrjahre. Hij ging ook uitgebreid met hem corresponderen. Via Carlyle leerde een Engelstalig publiek de Duitse literatuur en later ook de Duitse filosofie kennen. Hij werd steeds meer gezien als dé expert van de Duitse cultuur.

Hij ging meer en meer stukken schrijven voor tijdschriften, essays, kritieken, biografieën, poëzie, lemma’s in encyclopedieën en diverse boeken.
Naar Londen
Weer tien jaar later vertrok de inmiddels getrouwde Carlyle met zijn vrouw naar Londen en ging in de intellectuele wijk Chelsea wonen, waardoor hij in contact kwam met diverse filosofen en andere auteurs. Hij ging deel uitmaken van de intellectuele coterie van zijn tijd.
In 1837 kwam het boek uit waarmee hij zijn naam definitief vestigde en dat over de Franse Revolutie ging. Het was een groot succes vanwege de inhoud én de stijl die verhalend en beeldend was.
De lezingen over helden: zijn naam is gevestigd
In 1840 hield hij een lezingenreeks over helden en heldenverering, die door vele intellectuele notabelen werden bijgewoond. Zijn naam was gevestigd. Hij schijnt een boeiende spreker te zijn geweest die met veel charisma zijn punten over de Bühne kreeg. Zijn lezingen over helden werden gebundeld in het beroemde en ook beruchte boek dat in deze longread centraal staat: On Heroes. Zijn netwerk van wetenschappers, politici en schrijvers werd steeds uitgebreider. Carlyle was opgeklommen van boerenzoon tot publieke intellectueel.
Sociaalcriticus: tussen morele ernst en romantisch gevoel
De sociale kwestie en de angst voor revolutionaire chaos
De thema’s in zijn werken werden steeds duidelijker: de sociale kwestie in Engeland, de armoede en de geldzucht van industriëlen, de verschrikkingen van revolutionaire chaos zoals in de Franse Revolutie, en het belang van uitzonderlijke leiders die een moreel afdwalende mensheid weer bij de les moesten krijgen. Zijn fundamentele, spirituele overtuiging van een diepere, morele wet versus de oppervlakkige verschijnselen van zijn tijd, die we eerder zagen, vormde de basis van zijn sociale kritiek.
Kritiek op de Industriële Revolutie: verlies van essentie
Ook de Industriële Revolutie zelf, die letterlijk op stoom kwam, baarde hem grote zorgen. Naar zijn mening waren de wetenschap, de rationaliteit en de mechanisering veel te belangrijk gemaakt. Dit leidde tot een grote oppervlakkigheid en ging ten koste van een diepere band van de mens met het wezen van de natuur en van de mensen onderling. Deze ontwikkeling zag hij als een manifestatie van hedonisme en mammonisme – geldzucht – dat hij zo verfoeide.
Schijn versus essentie: de rol van de captains of industry
In zijn werk maakte hij vaak het onderscheid tussen schijn en essentie. De geldzucht van fabrikanten en handelaren behoorde voor hem overduidelijk tot de eerste: de schijnwereld van oppervlakkigheden. De moderne mens moest aangestuurd worden door andere leiders, captains of industry, met gemeenschapszin en betrokkenheid bij mensen om weer een moreel leven te leiden, gericht op de diepere essentie. Zijn boek Past and Present uit 1843 besteedt hier aandacht aan.
De nadruk op intuïtie: een romantische denker
Het gevoel moest terug, aldus Carlyle, niet alles is met het verstand te begrijpen. Alleen dan kon de binding tussen mensen onderling in ere hersteld worden. Het denken alléén toont niet wat de wereld is en kan zijn. Intuïtie en aanvoelen werden de trefwoorden. Deze nadruk op het gevoel maakte Carlyle tot zo’n typische 19e-eeuwse romanticus.

Fascinatie voor uitzonderlijke figuren
De fascinatie voor uitzonderlijke leiders van Carlyle, die de mensheid bij de morele les moesten houden, zie je terug in de biografieën die hij in zijn leven schreef. Via deze studies probeerde hij de vinger te leggen op wat een leider tot een goed leider maakte, een methode die ook in de 20e en 21e eeuw gebruikt zou worden.
De geschiedenis van de wereld is slechts de levensbeschrijving van groote mannen[3].
Cromwell en Frederik de Grote: casestudies in heroïsme
Carlyle bestudeerde zowel Cromwell als Frederik de Grote. Zijn biografie over de Pruisische vorst Frederik de Grote (1712-1786) bevatte maar liefst zes delen. Carlyle was beslist germanofiel. Steeds was zijn stelling: uitzonderlijke leiders, genieën, maakten de geschiedenis.
Racist: een donkere bladzijde in zijn nalatenschap
Een racistisch essay van 1840: een pleidooi voor inferioriteit
Rond Carlyle ontstond in 1849 grote ophef vanwege een racistisch essay dat in een tijdschrift verscheen. Hierin betoogde hij dat de afschaffing van de slavernij in de Britse koloniën geleid had tot luiheid en chaos onder de zwarte bevolking. Hij schilderde mensen van kleur af als inferieur, ongeschikt voor zelfbestuur en alleen gemotiveerd om te werken onder dwang. Dit essay leidde tot grote verontwaardiging bij liberalen en pleitbezorgers voor de afschaffing van de slavernij.
De reactie van John Stuart Mill: een kloof in het intellectuele landschap
De filosoof John Stuart Mill, collega en voormalig vriend van Carlyle, reageerde met een eigen essay, waarin hij alle argumenten van Carlyle ontkrachtte en het recht van zwarte mensen verdedigde op vrijheid en zelfbeschikking. Het essay van Carlyle en de publieke veroordeling van Stuart Mill legden een grote kloof bloot die er inmiddels bestond binnen de intelligentsia van Engeland en Schotland.
Een bloedige opstand in Jamaica: een verdiepte kloof in het denken
De controverse escaleerde tijdens de nasleep van de Morant Bay Rebellion in Jamaica (1865). Gouverneur Eyre’s brutale optreden, de bestuurder van het eiland, werd door Carlyle verdedigd, terwijl anderen, waaronder Mill, eisten dat Eyre terechtstond. Carlyles steun aan Eyre, ondanks het excessieve geweld, bevestigde zijn geloof in witte superioriteit en zijn minachting voor niet-witte volkeren. Deze standpunten schaadden zijn reputatie aanzienlijk en zorgden voor diepe verdeeldheid onder zijn tijdgenoten, waarbij zijn racisme een blijvende, negatieve stempel drukte op zijn intellectuele nalatenschap.
Een blijvende schaduw over zijn intellectuele erfenis
Carlyles koloniale racisme, dat zich uitte in zijn essay en zijn steun aan gouverneur Eyre, is een donkere bladzijde in zijn intellectuele nalatenschap. Hoewel zijn ideeën over heroïsch leiderschap later in duistere contexten werden gebruikt, verschilt de aard van zijn racisme van de ideologische rassenstrijd die in het nationaalsocialisme centraal stond. De complexere relatie tussen Carlyles leiderschapsdenken en het Führerprinzip zal in een volgend deel nader worden geanalyseerd.
Nadagen en herinnering
In 1866 werd hij verkozen tot Lord rector aan de Universiteit van Edingburgh, deels een bestuurlijke, deels ook een erebaan. In hetzelfde jaar overleed ook zijn vrouw en kwam hij terecht in de nadagen van zijn leven. Op 5 februari 1881 overleed hij in Londen. Hij werd begraven in het dorp waar hij geboren was: Hoddam in Ecclefechan.
Omstreden en bewonderd
Carlyle was een bekende, publieke intellectueel in de Victoriaanse tijd, die lastig in een hokje te stoppen is, toen al en nu nog steeds. Hoewel zijn filosofische basis elementen van een aardse, concrete werkelijkheidszin bevatte, was Carlyle tegelijkertijd overtuigd van het bestaan van een diepere, morele wet die de natuur en de geschiedenis doordrong. Die moreel wet is universeel en gelijkluidend voor alle mensen, toch maakt hij een racistisch onderscheid van mensen, maar ook weer niet in al zijn werken.
Dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden in zijn denken
Hij omarmt de moderne tijd en ziet de noden van zijn tijd, heeft een diep sociaal gevoel, maar tegelijkertijd zoekt hij oplossingen in een autoritair systeem van heroïsche leiderschap. Maar hij wees er ook op dat iedereen een groter of sterker gevoel heeft voor het heroïsche, wat tot de conclusie kan leiden dat in principe iedereen een held kan zijn. Op andere momenten roept hij op tot gehoorzaamheid van volgers en een eerbiedige onderwerping, omdat zij nauwelijks of geen toegang tot de diepere morele waarheden kunnen krijgen. Tegelijkertijd introduceert hij de held als een rebel.
Bron van bewondering en afkeer
De dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden in het denken van Carlyle zouden leiden tot aanhangers die hem op een humaan voetstuk plaatsten en critici die hem verweten een racist, seksist en wegbereider van de nazi’s te zijn.
Naar deel 2: de helden van Carlyle ontmoeten
In het volgende deel: wie waren de helden van Carlyle en wat bewonderde hij in hen?

[1] Spector, Bert. Discourse on Leadership: A Critical Appraisal. New York: Cambridge University Press, 2016.
[2] Zie: Grint, Keith. ‘A history of Leadership’. In The SAGE handbook of leadership, onder redactie van Alan Bryman, 3-14. London ; Thousand Oaks, Calif: SAGE, 2011. p.8; Komives, Susan R. ‘Contemporary Leadership Theories’. In Political and Civic Leadership : A Reference Handbook, onder redactie van Richard A. Couto , 10. Los Angeles: SAGE Reference, 2010. p.112; Wren, J. Thomas. The Leader’s Companion : Insights on Leadership through the Ages. New York: Free Press, 1995. Chapter 10.; Day, David V., red. The Oxford handbook of leadership and organizations. New York: Oxford University Press, 2014.p.151;
[3] Thomas Carlyle. Over helden, Heldendienst en Heldengeest in de Geschiedenis. Vertaald door J.P. Wesselink-van Rossum. Utrecht: C.H.E. Breijer, 1901. p.33.