‘Heroïsch’ leiderschap – 6 Relevant?

Is de mening van Carlyle over heldhaftig leiderschap voltooide of onvoltooide tijd? In het eerste geval heeft zijn heldentheorie alleen nog maar museale waarde en kan deze bijgezet worden in de galerij van vergane glorie. Is het tweede aan de orde, dan kunnen zijn opvattingen nog vertoeven in het huis van de actualiteit. Kortom, is zijn grote-mannenverhaal nog relevant voor onze tijd?

6. Coda – relevantie heldentheorie

Om de vraag te beantwoorden of Carlyles visie op heldhaftig leiderschap nog betekenis heeft voor onze tijd, verkennen we vier conceptuele benaderingen: het pragmatische, theoretische, normatieve en kritische. Elk werpt zijn eigen licht op de mogelijke actuele waarde van zijn heldentheorie – of op haar plaats in het museum van vergane glorie.

Pragmatisch concept

Handleiding voor leiderschap?

Veel leiderschapstractaten zijn handleidingen die voorschrijven hoe een goede leider zich dient te gedragen: doe dit, laat dat, en denk eraan. Ze zijn gebaseerd op het ideaalbeeld van de effectieve en ethisch verantwoorde leider, zoals de auteur dat ziet. De vraag is of Carlyles heldentheorie een vergelijkbaar bruikbare en praktisch toepasbare receptuur biedt voor huidige en toekomstige leiders.

Geen recept voor praktijkleiders

Het antwoord is resoluut: nee, de heldentheorie is geen praktische handleiding. Dat kan ook niet, want Carlyle benadrukt dat ware helden over unieke, aangeboren eigenschappen beschikken die zich niet laten onderwijzen. Zijn concept deelt de fundamentele zwakte van alle theorieën over natuurlijk leiderschap, namelijk de aanname dat leiderschap een kwestie is van aanleg, niet van training.

Carlyle zelf verwierp het idee van formele leiderschapsopleiding – zijn analfabete held Mohammed is daarvan het bewijs. Hoewel Carlyle erkende dat kennis van zaken essentieel is voor bestuurders, blijft authentiek leiderschap voor hem een mysterie, onleerbaar en ongrijpbaar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Plato’s weldoordachte curriculum.

Intuïtie versus training in talentherkenning

Carlyles idee biedt geen basis voor het opleiden van mensen in het herkennen van leiderschapstalent. Ten eerste manifesteert elke held zich anders in zijn eigen tijd, wat herkenning subjectief maakt. Ten tweede is rationele analyse van gedrag en houding irrelevant, aangezien leiderschap volgens Carlyle een intuïtieve aangelegenheid is: de leider voelt zijn rol. Ditzelfde instinctieve aanvoelen, zij het in afgezwakte vorm, geldt voor degenen die naar leiders zoeken. De kern van leiderschap, die ‘aanwezigheid’ of ‘afwezigheid’, is niet te objectiveren in concrete, algemeen geldende criteria.

Onbruikbaarheid voor leiderschapsevaluatie

Daarom is zijn theorie evenmin geschikt voor leiderschapsevaluatie, zeker niet met behulp van oppervlakkige checklists of vijfpuntsschalen die zijn heldenconcept onrecht doen. Carlyle zelf zou zulke methoden belachelijk vinden, een miskenning van de diepere essentie. Leiderschap, in zijn ogen, is een kwestie van aanvoelen, niet van afvinken. Zijn romantische inslag prevaleert hier duidelijk boven de rationele benadering van de Verlichting: je voelt intuïtief of iemand een ware leider is of een prutser.

Theoretisch concept

Is het begrip held vruchtbaar om aan theorievorming te doen? Heeft het genoeg beschrijvende en verklarende potentie in zich? Beide lijken mij niet het geval.

Een exclusief mannelijk perspectief

Zijn begrip held beperkt zich tot invloedrijke enkelingen, mannen die de loop van de geschiedenis een flinke draai hebben gegeven. Vrouwelijke leiders, of ze nu in het verleden actief waren of nu aan de weg timmeren, worden genegeerd. Ze tellen simpelweg niet mee in Carlyles wereldbeeld. Carlyles heldenbegrip is voor blinde mannen die niet verder kijken dan hun neus lang is.

Voorbij de individuele ‘Grote Man’

Waar zijn trouwens bij Carlyle de hoofdzusters, de schoolhoofden, magazijnchefs, de projectleiders? Leiderschap komt niet alleen bij een enkele geniale of beruchte man voor. Ze zijn er niet.

Men kan ertegenin brengen dat al dit soort leidinggevenden pas ontstonden toen de grote instituties ontstonden met de mijnen, spoorwegen en overheidsbureaucratieën. Zeker, dat argument snijdt hout maar niet alles. Er waren al leidraden voor leiders van de lagere echelons, maar Carlyle was er niet in geïnteresseerd. Zijn obsessie was de geniale sterke leider die letterlijk geschiedenis maakte. Wie een leiderschapstheorie wil met een grote reikwijdte heeft aan Carlyles heldentheorie niet veel.

Trump als testcase voor de theorie?

Een van de grootste bezwaren tegen de heldentheorie is, dat deze de loop van de geschiedenis verklaart uit het individuele doen en laten van één enkel persoon. Is de geschiedenis niet veeleer het resultaat van toevallige, kleine ontwikkelingen, die nauwgezet in kaart gebracht moeten worden? Of het resultaat van een verandering in de golfslagen van de macht of, zo men wil, de klassenverhoudingen, technologie, geografische factoren, noem maar op.

Terwijl ik dit schrijf, zie ik regelmatig commentaren op actuele gebeurtenissen en met name over de president van Amerika, Trump. Hij wordt als bewijs opgevoerd om de geldigheid van de grote-mannentheorie aan te tonen. Dit gebeurde zowel bij zijn eerste als bij zijn tweede verkiezing tot president. Telkens klonk hetzelfde argument: zie je wel, Carlyle had gelijk. Hier is een geniale leider die de wereld ingrijpend verandert[1].

Is het niet waarschijnlijker dat Trumps handelen een reactie is op omvangrijkere historische ontwikkelingen waarop hij geen invloed heeft, zoals de groei van China en de houding van een technocratisch Europa? De heldentheorie schiet tekort als verklaring voor de wereldwijde dynamiek; sociologische perspectieven zijn eveneens van belang.

Subjectiviteit in de heldenkeuze

Daarnaast is Carlyles heldenkeuze opvallend subjectief. Waarom Mohammed wel, Christus niet? Luther wel, Erasmus niet? Deze selectieve, anekdotische benadering overtuigt nauwelijks. Bovendien rijst de vraag hoeveel onbekende Dantes en Napoleons met vergelijkbare genialiteit en intuïtie er zijn geweest die het niet maakten en in de anonimiteit stierven. We zullen nooit weten of andere factoren bepaalden wie wel en wie geen held werd.

Alternatieve leiderschapsperspectieven

Ten slotte wordt de heldentheorie uitgedaagd door alternatieve verklaringen voor goed leiderschap, waaronder situationeel leiderschap, de dynamiek tussen leider en volger, zelfsturing in moderne organisaties, en niet te vergeten management. Deze laatste categorie, de managementtheorieën, groeide vanaf het begin van de twintigste eeuw uit tot een significante concurrent voor het romantische leiderschapsdenken, zeker na de Tweede Wereldoorlog.

Normatief concept

De morele dimensie van leiderschap bij Carlyle

Leiderschap draagt inherent een morele dimensie, gericht op het nastreven van waardevolle doelen. Ook bij Carlyle is dit duidelijk aanwezig. Zijn diepe betrokkenheid bij de sociale problemen van zijn tijd, met name de armoede in Engeland, en zijn afschuw van de Franse Revolutie met haar terreur en chaos, doordringen zijn denken. Zijn afkeer van chaos en zijn intense verlangen naar rust en orde zijn een constante in zijn werk (“Dat nooit meer”), en al zijn helden delen dit streven naar een stabiele, leefbare samenleving.

Helden als belichaming van idealen

Net zoals Feuerbach goden zag als projecties van menselijke eigenschappen, zo lijken Carlyles helden de belichaming van zijn idealen. Om deze idealen te realiseren, moesten leiders beschikken over traditionele deugden als moed en doorzettingsvermogen, eigenschappen die al in het leiderschapsdenken van Homerus centraal stonden – Carlyle voegt hier weinig nieuws aan toe.

Een binaire ethiek zonder oog voor risico’s

Carlyles ethische kompas was eenvoudig: tegen chaos, voor orde, tegen schijn, voor waarheid. Hij negeerde grotendeels de risico’s van onbeperkte macht en de mogelijkheid dat zelfs grote leiders kunnen ontsporen. Eventuele slechte karaktertrekken achtte hij irrelevant voor hun leiderschap. Dit stelde hem in staat tot een onvoorwaardelijke oproep tot heldenverering en volgzaamheid, zonder ruimte voor kritiek of controlemechanismen – een blindheid die de 20e eeuw op tragische wijze heeft blootgelegd.

De problematische legitimering van de held

De legitimering van de held als leider vormt een ander significant zwelpunt in zijn theorie. Op welke gronden mochten deze unieke figuren de macht opeisen? Niet op basis van bekwaamheid, niet door goddelijke aanstelling, en al helemaal niet via democratische processen, die Carlyle verafschuwde. Zijn antwoord: de held leidde omdat hij het beste intuïtief begreep wat de tijd nodig had en mogelijk maakte. De heerschappij berustte op een ‘gevoel’.

Heerschappij op basis van intuïtie

Deze subjectieve legitimering opent echter de deur naar oncontroleerbaarheid, waardoor het onderscheid tussen visionair en bedrieger, tussen leider en gek, onmogelijk wordt. De connectie van de ‘geniale’ leider met de vermeende essentie van de werkelijkheid is duister, mysterieus en daarmee ontoegankelijk voor kritiek. De heldentheorie verhult zo de aard van leiderschap en verschanst elke machthebber tegen tegenspraak.

Kritisch concept

Ontmaskering en verontwaardiging als kritisch potentieel

Kan Carlyles heldentheorie dan dienen om leiders te ontmaskeren en hun misdaden aan de kaak te stellen? Kan het verontwaardiging mobiliseren? In zekere zin wel. Vooral in de tweede helft van de 20e eeuw, na de gruwelen van totalitaire regimes, werden de ‘helden’ van weleer herzien als afschrikwekkende voorbeelden, mannen die juist niet nagevolgd of gehoorzaamd moesten worden. Als kritisch instrument functioneert Carlyles theorie dan ook eerder als een waarschuwingssticker op een pakje sigaretten dan als een positief model.

De theorie zelf als onderzoeksobject

Wat er feitelijk gebeurde, is dat de heldentheorie zelf het object van analyse werd. Onderzoekers richtten zich op vragen als: wie omarmt deze theorie en waarom? Hoe genereert ze volgers en hoe functioneert ze maatschappelijk?

Dit soort vragen werd al in de jaren dertig gesteld, toen sociologen analyseerden hoe het predicaat ‘genie’ werd geconstrueerd en de dynamiek tussen vermeende genieën en hun devote aanhang beïnvloedde[2]. Carlyles held deelt veel kenmerken met het genie van de romantiek, beiden figuren van groot gezag, omgeven door een sfeer van dwepen, gevoed door de roes der illusies.

in deze lijn van kritisch onderzoek analyseert de eigentijdse leiderschapstheoreticus Spector Carlyles heldentheorie. Hij belicht historische context en fundamentele zwakheden zoals genderbias en een potentieel gevaarlijke verheerlijking van macht1. Door de theorie te vergelijken met andere perspectieven en de blijvende, soms negatieve, relevantie in heden en verleden te onderzoeken, positioneert Spector Carlyles gedachtegoed als een belangrijk, maar kritisch te beschouwen element binnen het leiderschapsdiscours, zowel toen als nu.

De ‘Sterke Man’ versus vrijzinnigheid

De sociologische benadering relativeerde de sterke man, plaatste Carlyles theorie in een kritisch perspectief: wel serieus nemen, maar met distantie. De door Carlyle gepropageerde ‘sterke man’ staat immers haaks op de waarden van vrijzinnigheid, rationaliteit, democratie en zelfstandigheid.

Het is een oproep tot kritisch denken, tot het stoppen van blinde gehoorzaamheid. Zo dient Carlyles heldentheorie primair als een waarschuwingssignaal voor hen die Kants “Sapere aude” als kompas voor een onafhankelijk denken beschouwen.

En toen… een nieuw leiderschapslandschap

De scheidslijn tussen Plato en Aristoteles in leiderschapsdenken

In het Vaticaans museum is het beroemde fresco van Raphael te zien met Plato die naar de hemel wijst – de werkelijkheid achter de werkelijkheid- en Aristoteles, diens leerling, die naar de aarde wijst – het concrete en empirische. Deze afbeelding zou een zinnebeeld kunnen zijn voor de ontwikkeling van het leiderschapsdenken aan het einde van de 19e eeuw.

Verstrengeling met rassenideologie en focus op het essentiële

Carlyles heldentheorie raakte verweven, zoals we zagen, met de rassenideologie van de nazi’s en bleef gefocust op het essentiële en het wezenlijke in de veranderlijke realiteit, wat overeenkomt met een meer Plato-achtige aanpak. Tegelijkertijd ontstaan er nieuwe productiepraktijken en nieuwe meetinstrumenten die de aandacht dwingen zich te richten op het concrete en het aardse, een meer Aristotelische benadering.

De opkomst van Scientific Management: een nieuwe benadering

Niet langer buigen alleen filosofen zich over leiderschap, maar dringen anderen zich op: experts in meten en meetinstrumenten. Zij laten steeds meer van zich horen, stellen andere vragen en komen met geheel nieuwe antwoorden. Hoe richt je industriële processen in, hoe organiseer je mensen, hoe houd je ze tevreden en hoe geef je leiding aan dat geheel van processen en mensen, het systeem, de organisatie, het bedrijf.

Ook andere professionals roeren zich: accountants, psychologen…  De blik wendt zich tot het aardse, het mechanische, het meetbare, tot alles wat Carlyle verafschuwde. Scientific management ontstaat.

De leider en de manager: kruisende paden

Terwijl de oude benadering de leider als een genie bleef zien met een intuïtieve toegang tot het essentiële, beschouwde de nieuwe aanpak daarentegen de leider als een manager die wetenschappelijke toegang heeft tot het operationele.

Met de opkomst van de manager stierf de leider als ‘held’ beslist niet uit. Die zou in andere gedaanten opduiken, precies zoals Carlyle voorspelde in zijn boek On Heroes And Hero Worship And The Heroic In History… ‘Helden’ komen en gaan, wisselend van gedaante en met andere namen en bijzonderheden, vooral in de wereld van technologie, management en politiek: Jobs, Musk, Poetin, Tate, Trump…  Net als hun aanhangers, die hen groot maken: ook zij blijven.

Deze twee gestalten, leider en manager, zouden elkaar in de 20e en 21e eeuw nog vaak tegenkomen, soms als bondgenoot, soms als vijand. Maar dat is voor een andere keer.

En dus: is Carlyle nog relevant?

De vraag of Carlyles mening over heldhaftig leiderschap in de voltooide of onvoltooide tijd staat, is complex. Je zou kunnen argumenteren dat zijn specifieke invulling van het heldenbegrip, met de nadruk op onaangeleerde genialiteit en een blindelingse verering van macht, in zekere zin in de voltooide tijd staat. De opkomst van democratische waarden, het belang van training en managementvaardigheden, en een kritische blik op autoriteit hebben zijn ongefilterde heldenverering grotendeels achterhaald.

Echter, de onderliggende fascinatie met uitzonderlijke individuen die de loop van de geschiedenis beïnvloeden, is zeker niet verdwenen. Denk aan de figuren die in de tekst zelf worden genoemd: Jobs, Musk, Poetin, Tate, Trump. Zij roepen nog steeds discussie op over de rol van individuele leiders en hun impact.

Daarom zou ik stellen dat Carlyles heldentheorie in een soort schemergebied tussen voltooide en onvoltooide tijd verkeert. De theorie zelf wordt nu voornamelijk kritisch geanalyseerd en dient als waarschuwing tegen ongecontroleerde macht en blinde gehoorzaamheid. In die zin is de theorie nog relevant, maar niet als een positief model om na te volgen. Het daagt ons uit om na te denken over wat we van leiders verwachten, hoe we hun invloed beoordelen en welke gevaren kleven aan een onkritische heldenverering.

Kortom, hoewel de onkritische heldenverering van Carlyle museale waarde heeft gekregen, blijft de figuur van de ‘grote man’ en de impact van individueel leiderschap een actueel en bediscussieerd thema. Zijn theorie dient nu vooral als een kritisch ijkpunt in het hedendaagse leiderschapsdiscours.


[1] Trump is a test for the “Great Man theory”’. Financial Times, 12 december 2024. https://archive.ph/OJgOv. Ozimek, Adam. ‘The Great Man Theory Of Trump’. Adam Ozimek. Forbes. Geraadpleegd 7 maart 2025. https://www.forbes.com/sites/modeledbehavior/2016/01/31/great-man-trump/.

Yahoo News. ‘Donald Trump Is Making the Great Man Theory of History Great Again’, 12 januari 2017. https://www.yahoo.com/news/donald-trump-making-great-man-130015710.html.

Roger KImball. ‘Donald Trump Is a Great Man of History’. The Telegraph. Yahoo News, 24 januari 2025. https://uk.news.yahoo.com/donald-trump-great-man-history-145234628.html.

[2] McMahon, Darrin M. Divine Fury: A History of Genius. New York (N.Y.): Basic books, 2013. P. 14

  1. Bert A. Spector, Discourse on Leadership: A Critical Appraisal (New York: Cambridge University Press, 2016), 19. ↩︎