Over de politieke moord

Mag Trump vermoord worden? Af en toe laat een columnist haar of zijn licht hierover schijnen. Er zitten inderdaad haken en ogen aan en niet alleen praktische. In mijn boek Hoe raak je ze kwijt?1 besteedde ik een heel hoofdstuk aan het debat over de legitimiteit van de politieke moord.

Ik vind het opportuun om dit hoofdstuk integraal on line te zetten. De traditie deinst niet voor niets terug voor de politieke moord. Ik blik in dit hoofdstuk mede terug op de politieke moord op Fortuyn, de terreur van de Rote Armee Fraktion en de aanslag op Hitler. Ook ga ik in op het debat dat in de Westerse traditie is gevoerd. Mag je de tiran vermoorden?

Hieronder eerst de samenvatting, daarna het integrale hoofdstuk.

Samenvatting

Mag je ultiem slechte leiders vermoorden? In de geschiedenis hebben diverse personen er het hoofd over gebroken: Wat is nu wél en wat niet ethisch verantwoord?

Theologen, filosofen, geleerden en militairen hebben geprobeerd hiervoor ethische richtlijnen op te stellen voor toekomstige gevallen. Hun debat bracht een aantal zaken aan de oppervlakte.

Uitzonderlijke wantoestand

Zo moet het altijd gaan om uitzonderlijke wantoestanden en machtsmisbruik. Het blijft vaag wat de grens is tussen slecht, erg slecht en ultiem slecht leiderschap, zeker in concrete situaties. Het gaat niet om lulligheden van teamchefs, die een onaangename manier van communiceren hebben of integriteitschendingen van een corrupte magazijnchef die een slingerende USB-stick ‘toevallig’ meeneemt met klantgegevens.

Het gaat ook niet om de gebruikelijke politieke meningsverschillen in een democratie. Je schiet geen politieke leiders neer, die meer vrije markt willen of een beperkter immigratiebeleid. Ook de oproep om een nieuw gekozen Amerikaanse president te vermoorden is gestoord. Ja, volgers kunnen inderdaad net als leiders ontsporen. Dat is wel helder.

Preventief ruimen is geen optie

Het mag alleen gaan om daadwerkelijke onderdrukking, opschorting van alle burgerlijke vrijheden, geweld, centralisatie van macht, exorbitante, maffiose verrijking van de leider en zijn vazallen. Deze wandaden en misstanden moeten onwrikbaar vaststaan en geen voorspelling zijn. Mogelijke wandaden zijn speculaties, die in een ethische afweging nooit een plek mogen krijgen. Preventief ruimen is nooit een optie. Een kwaadaardige leider kan altijd nog milder worden en haar of zijn plannen aanpassen.

Concrete personen, geen representanten

Het gaat altijd om verzet tegen concrete personen of regimes en nooit om verzet tegen representanten van een segment, klasse, levensovertuiging, sekse of ras. Mensen moeten worden beoordeeld op hun eigen daden en niet op het behoren tot een klasse, ras of sekse. Ik zou er nu aan toevoegen: religie of politieke overtuiging.

Alleen de kopstukken

Er mogen geen mogelijkheden meer aanwezig zijn de leider weg te krijgen door een ingreep van een superieur, zoals dat in de bureaucratie gebeurt. Dan mogen lager geplaatsten eventueel ingrijpen.

Laatste redmiddel

Gewelddadig verzet is ook pas aan de orde wanneer alle vreedzame middelen van onderop zijn uitgeput. De mechanismen van checks and balances moeten zijn gedemonteerd. Er moet een daadwerkelijke situatie zijn van ‘het kon niet anders’. Het gewelddadig verzet moet de laatste mogelijkheid zijn.

Geen individueel besluit

Het besluit een leider ten val te brengen mag nooit door een individu genomen worden. De kans op dwaling is te groot. Een individu overziet niet alle feiten en alternatieven. De mogelijkheid bestaat dat hij verblind is door zijn emoties en een overprikkeld geweten. Het beste is wanneer een vertegenwoordigend lichaam met wettelijk gezag dit besluit neemt. Bijvoorbeeld een regering in ballingschap.

Slaagkans

Het gewelddadig verzet moet proportioneel zijn, dat wil zeggen om de leider ten val te brengen. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat een burgeroorlog of anarchie uitbreekt. Het verzet moet slaagkans hebben, want de repercussies kunnen groot en schadelijk zijn voor iedereen. Een mislukte aanslag kan leiden tot grotere, extremere repressie en dictatuur van de leider die in het zadel blijft. Als je het doet, dan ook raak.

Voice or exit

Bij slecht leiderschap in welke gradatie ook is het voice or exit: of je laat je stem horen of je gaat weg. Hoe dichter een volger in de kringen rond de leider verkeert, des te groter is diens verantwoordelijk alles op alles te zetten de leider op vreedzame wijze bij te sturen.

Geen plicht

Bij elke keuze maak je vuile handen, stelden de geleerden in de afgelopen eeuwen steeds vast. Zij maakten daarbij de aantekening dat dit dilemma elke keer opnieuw voor concrete situaties overdacht en opgelost moet worden door de mensen die erin verzeild zijn geraakt en de feiten kennen.

Niemand is verplicht tot gewelddadig verzet, zelfs niet als hij de enige is die de mensheid kan redden. Niemand kan later ter verantwoording worden geroepen: Waarom heb je de leider niet vermoord toen je het kon doen? Handlangers van extreem slecht leiderschap zijn altijd schuldig.

Onwrikbare richtlijnen?

Heeft de traditie voor ons nu onwrikbare richtlijnen in graniet gebeiteld voor de extreme situatie van ultiem slecht leiderschap?

Nee, zeker niet.

Steeds deinsden de geleerden terug, zowel om ons geweld te adviseren als om het ons te ontraden. Aan hun aarzeling ligt steeds hetzelfde dilemma ten grondslag. Wat is de prijs als volgers slecht leiderschap laten voortbestaan en wat is de prijs als zij het ten val brengen?

Er is geen ondubbelzinnige checklist, die daarbij behulpzaam kan zijn en kan worden afgevinkt. De traditie biedt enkel een handjevol vermaningen en waarschuwingen, maar wel hele belangrijke.


8. En de Kalashnikov dan?2

Zoals vroeger de voortplanting tot de laatste hoofdstukken van het biologieboek behoorde onder het mom ‘liever behandelen we het niet’, zo aarzel ik te schrijven over datgene wat de meeste leiderschapsboeken gewoon links laten liggen: het verhinderen van ultiem slecht leiderschap met geweld en moord.

Om elk misverstand te voorkomen stel ik hier zonder enige ironie – daar zijn de tijden niet meer naar – dat aan dit hoofdstuk geen argumentaties kunnen worden ontleend, noch voor het met geweld verdrijven van erg ontspoorde leiders, noch voor het met dociele onderdanigheid blijven steunen. Simpel gezegd: U doet alles voor eigen rekening en risico. Mij gaat het hier om de verheldering van een ethisch probleem. Na deze noodzakelijke disclaimer kan ik met dit hoofdstuk beginnen.

De vraag luidt: Mogen volgers ultiem slechte leiders vermoorden en zo ja, onder welke condities? U vraagt zich misschien af of dit een relevant vraagstuk is. We leven toch ondanks alle haperingen in een democratie, er zijn checks and balances en de rechtsstaat functioneert en doet dat al jaren? Zeker, maar ik het zeg het een groep Duitse geleerden en geestelijken na die in de jaren vijftig over deze vraag confereerden, toen de wonden die het Hitler-regime sloeg nog niet of nauwelijks waren geheeld.[1] Hun antwoord was ‘ja’. Je kunt er maar beter nu over nadenken, dan wanneer de nood aan de man komt. In een algemeen boek over slecht leiderschap mag het daarom niet ontbreken.

Ik heb het over ultiem slechte leiders. Ik heb het niet over de magazijnchef die humeurig is en zijn mensen het leven zuur maakt en ook niet over de CEO’s en sterren voor wie de Panamaroute geen enkel geheim meer kent. Ik heb het ook niet over de gewone democratische strijd tussen democratische partijen. Wie andere politieke idealen nastreeft is niet ontspoord, maar wil andere dingen. Het gaat me wel om de Stalins en Pol Pots van deze wereld, om leiders die mensenrechten op grote schaal en systematisch schenden, alle macht naar zich toetrekken, tegenstanders wegzuiveren of vermoorden, hun volk intimideren, onderdrukken, uitzuigen en uitmoorden. Het hele idee van een vrije pers, een vrij parlement en een onafhankelijke rechtspraak is bij hen om zeep geholpen. Een geheime dienst, vaak gesteund door klikkende burgers en aftaptechnologie, waakt over de veiligheid van de hoogste leider. Met hen vergeleken is zelfs de ergste apparatsjik van de Europese, technocratische elite die het met de democratie niet zo nauw neemt, een kabouter. Het gaat om situaties waar geen hoop meer is op democratische of anderszins vreedzame veranderingen. Ook fluwelen revoluties, waarbinnen burgers vreedzaam ultiem slechte leiders afzetten en meer democratie willen, zijn uit het zicht verdwenen.

Dit lijstje van symptomen lijkt helder, maar is het niet. Ik waarschuw maar. Er zijn altijd lieden, incluis mezelf, die denken dat voor alles een checklist is te maken. In dit geval: niet doen! Want waar ligt in een concrete situatie de grens tussen ultiem slecht, bijna slecht, half slecht? In elke samenleving of organisatie komt slecht leiderschap voor. Zelfs de meest ideale democratie is niet perfect. Het is niet mogelijk met een checklist in de hand klip en klaar te zeggen: dit leiderschap is ultiem slecht, dus komen we gewelddadig in verzet. Tot die conclusie kwamen ook de Duitse geleerden en geestelijken in hun rondetafelgesprekken over gewelddadig verzet tegen slecht leiderschap.

De worsteling met de vraag wanneer het moment daar is met geweld ultiem slechte leiders te verdrijven of te laten berechten, desnoods te vermoorden, begint echter niet in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Het is een oud debat, dat zeker al vanaf detwaalfde eeuw in de kringen van theologen, filosofen en leiderschapsadviseurs wordt gevoerd. Men was er terecht beducht voor. Altijd bestond de vrees voor anarchie en voor de oorlog van allen tegen allen. Hoe loopt het met ons af als we een tiran met geweld ten val brengen of vermoorden? Vallen we dan niet van de regen in de drup? Door deze huiver komen de volgende thema’s steeds in een of andere hoedanigheid terug:

  • De rechtvaardiging van de tirannenmoord
  • De diagnose: moeten we in actie komen?
  • De laatste mogelijkheid
  • Repercussies van gewelddadig verzet
  • De lone wolf
  • Slechte leider of ontspoorde klasse
  • Schuldige volgers.

Drie situaties

Deze traditionele thema’s zal ik aanstonds toelichten. Eerst wil ik drie situaties uit het recente verleden in herinnering roepen, die ik bij deze thema’s hoofdzakelijk zal gebruiken: de moord op Pim Fortuyn door Volkert van der Graaf in 2002, de moorden van de Duitse Rote Armee Fraktion tussen 1970 en 1998 en de moordaanslag op Hitler in 1944 door Von Stauffenberg. Het gaat me hierbij vooral om de structurele kenmerken van deze situaties die relevant zijn voor de verheldering van deze traditionele thema’s en discussies.

Moord op Pim Fortuyn

Volkert van der Graaf vermoordde Pim Fortuyn in 2002 op het Media Park in Hilversum. Fortuyn was op dat moment de meest spraakmakende politicus en op weg naar een klinkende verkiezingsoverwinning in de week volgend op zijn dood. De verklaring die Van der Graaf gaf ter rechtvaardiging van zijn daad brengt ons direct in het ethisch debat over het vermoorden van een slecht en schadelijk geachte leider. In het proces-verbaal van zijn verhoren staat:[2]

‘Het gebeuren van 6 mei 2002 kwam niet voort uit een impuls. Ik heb erover nagedacht. Op een gegeven moment kwam bij mij de gedachte op dat [slachtoffer] gestopt moest worden. Hij werd in mijn ogen een gevaar voor de samenleving. Ik zag geen alternatief voor de daad die ik heb verricht…’

Hij kende Fortuyn niet persoonlijk en had ook geen privébelangen. Via de media kreeg hij het beeld van een man die een gevaar vormde voor de democratische rechtsstaat. Het ging hem om de ‘combinatie van de persoon, zijn ideeën, de manier waarop hij de ideeën naar voren bracht en de macht die hij zou krijgen.’[3]

Van belang voor dit hoofdstuk is ook de conclusie van de rechtbank dat Van der Graaf alleen handelde, met voorbedachten rade en toerekeningsvatbaar was, al gaven twee psychiaters van het Pieter Baancentrum aan dat sprake was een perfectionistische man die overdreven gewetensvol was. Het gebrek aan morele twijfel zagen zij niet als pathologisch bepaald, maar moest worden gezien ‘tegen de achtergrond van een al veel langer bestaande bereidheid om de uiterste consequentie te trekken uit zijn politieke overtuigingen en principes’.

In dit voorbeeld zien we de lone wolf, die een leider die op weg is naar het centrum van de macht, uit de weg wil ruimen om schade aan de samenleving te voorkomen. Hij handelde naar zijn eigen politieke en morele principes.

Rote Armee Fraktion

De Rote Armee Fraktion hield in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw Duitsland in haar greep. In haar bestaansgeschiedenis van 1970 tot en met 1998 vermoordde deze Fraktion meer dan dertig personen, naast ‘gewone’ politiemensen die volgens deze groep collateral damage waren, vooral prominente vertegenwoordigers van ‘het systeem’, onder wie politici, president-directeuren en hoge militairen. De aanhangers waren gepokt en gemazeld in het extreemlinkse denken (marxisme-leninisme, maoïsme) en zagen de wereld als een strijd tussen onderdrukkers en onderdrukten. In hun oprichtingsmanifest, Die Rote Armee aufbauen!, klaagt deze groep het onderdrukkende systeem aan:[4]

‘Achter de ouders, staan de leraren, de jeugdzorg, de politie. Achter de voorman, de chef, de afdeling PZ, de arbeidsbescherming, de bestuurder, de politie. Achter de conciërge, de bestuurder, de huizenbezitter, de deurwaarder, het ontruimingsbevel, de politie.’

Maar ook de gematigde linkse groepen en partijen krijgen er flink van langs. Die wilden het systeem van binnenuit veranderen. Heilloos. Dat moest van buitenaf gebeuren met gewapende strijd. Het zou erop uitdraaien dat de RAF leidende figuren ombracht, die representanten waren van de leidende klasse van kapitalisten, imperialisten en fascisten.

Hier zien we een situatie, waarin een groep op planmatige wijze, ook weer vanuit ideeën over rechtvaardigheid, zich tegen leiderschap verzetten. De groep verzette zich niet tegen een concreet persoon als Fortuyn, maar tegen vertegenwoordigers van een leidende klasse. Wie daartoe behoorde was per definitie slecht, een gevaar dat geëlimineerd moest worden. Het was geen persoonlijke afweging, zoals bij Volkert van der Graaf, maar een vorm van collectieve besluitvorming.

Moordaanslag op Hitler

Op 20 juli 1944 pleegde kolonel Von Stauffenberg een aanslag op Hitler in de Wolfsschanze, het Führerhoofdkwartier in Oost-Pruisen (nu Polen). Hij had twee bommen bij zich, die hij strategisch zou neerleggen in de vergaderkamer waar een militaire stafbespreking werd gehouden. Tegelijkertijd zou een staatsgreep in Berlijn plaatsvinden om het nazibewind omver te werpen en de macht over te nemen. Dit moest de wandaden van het nazibewind stoppen – de samenzweerders verafschuwden de deportaties van joden – en Duitsland op een ander, conservatief pad brengen. Er was een tijdelijke regering samengesteld.

De aanslag en de coup waren in een kleine kring van militairen en bestuurders zowel in praktische als ethische zin voorbereid. De groep rond Von Stauffenberg werkte met andere verzetsgroepen samen, waarin naast het uitwerken van plannen ook gediscussieerd werd over het recht de leider te vermoorden, dan wel met geweld af te zetten en te berechten. Mag je als tegenstander van moord en geweld een tirannieke leider wel met deze middelen stoppen? En was een staatsgreep wel haalbaar en wat zou er gebeuren als die mislukte?

De aanslag en staatsgreep mislukten. Hitler overleefde de explosie en de coup werd verijdeld. De aanslagplegers werden geëxecuteerd. De gevolgen reikten verder: Hitler zou nog achterdochtiger worden, er kwam meer repressie en er vond een zuivering plaats in brede kringen rond de samenzweerders.

In deze situatie is sprake van een moordaanslag op de hoogste leider, die vanuit ethische overwegingen is ingegeven, in bredere kring is voorbereid, maar mislukt met ernstige repercussies tot gevolg.

Rechtvaardiging tirannenmoord

In het vorige hoofdstuk besprak ik de Magna Carta waarbij de Engelse koning onder ‘contract’ kwam te staan van zijn eerste laag onderdanen, de edellieden. In het verdrag was de bepaling opgenomen dat als de vorst zich niet aan het verdrag hield, de edellieden uiteindelijk het recht hadden met geweld tegen hem op te treden. Ze mochten hem onder druk zetten, maar vermoorden, nee dat niet.

Wie een andere mening was toegedaan was John of Salisbury, die rond 1120 geboren werd in Old Sarum in Zuid-Engeland en die gestorven is in Chartres in 1180. Hij was een geestelijke die in hofkringen verkeerde, een diplomaat van de kerk en hij werd door zijn tijdgenoten geroemd als een groot geleerde. Halverwege zijn loopbaan schreef hij een opmerkelijk boekje, Policraticus (de Staatsman).[5] Het was een adviesboek voor de leidende elite, zowel in seculiere als in kerkelijke kringen. Hij had het aan zijn collega, Thomas Becket, opgedragen, die later in Canterbury zou worden vermoord. In dit stichtelijke werkje instrueert Salisbury leiders hoe ze een goede leider worden. Dat is, aldus deze geleerde, door het hoogste goed en God te dienen, hun driften te beheersen en zich aan de wet te houden. Tot zover niks aan de hand.

Het bijzondere is dat John of Salisbury met een uitgewerkte theorie komt, wanneer en waarom je een slechte leider mag vermoorden! En slecht ben je volgens hem, als je het volk onderdrukt, roofzuchtig, gewelddadig, kortom: in alles mateloos bent. Het ergste is als je de vrijheden van het volk knecht, dan is serieus sprake van tirannie. Want alleen in vrijheid kan een mens de deugdzame weg tot God kiezen! Hoe humanistisch John of Salisbury ook was, hij bleef in en in christelijk.

Salisbury licht het bovenstaande toe met de klassieke metafoor van het lichaam. Een gemeenschap lijkt op een lichaam. De vorst is het hoofd, zijn ambtenaren en soldaten de handen, het hart is senaat, de ogen, oren en tong zijn de provinciebestuurders. De boekhouders treft men aan in de maag en de darmen, de voeten zijn de boeren en ambachtslieden. Alle lichaamsonderdelen hebben hun eigen functie en moeten samenwerken om gezond te blijven. De vraag voor John is dan: wat is het equivalent van gezondheid? Zijn antwoord is simpel: dat is rechtvaardigheid. Iedereen, op elke plek, moet daaraan bijdragen. Dat niet alleen, maar ook de andere lichaamsdelen tot de orde roepen als deze verzaken. Vooral het hoofd heeft hierin een belangrijke taak.

Maar, gaat John verder, wat als het hoofd ziek is – hij bedoelt ultiem slecht leiderschap vertoont-, wat moet je dan? Zijn antwoord is schokkend en ongekend revolutionair voor zijn tijd. Hij stelt dat dan de andere lichaamsgeledingen de plicht hebben in te grijpen. Wie dat niet doet, wordt medeschuldig aan het zieke lichaam, aan het zieke hoofd.

Hier zien we voor een eerste keer een rechtvaardiging van verzet tegen slecht leiderschap door lagere geledingen. Hij geeft er direct een escalatieprocedure bij. Als de leider geen rechtvaardigheid nastreeft, moet hij eerst door lager geplaatsten vermaand worden. Er moet voor hem vooral ook veel gebeden worden, maar op een gegeven moment is de maat vol: ‘het is altijd eervol geweest hen te vermoorden als zij anderszins niet ingeperkt kunnen worden.’ Wanneer de vorst stelselmatig onrechtvaardig is, de vrijheden beknot en onverbeterbaar is, en het volk niet in zonde leeft (een slechte leider kan immers ook altijd nog een straffe Gods zijn!) moet het volk in verzet komen.

Dit werk van John of Salisbury zou invloed hebben gehad op de Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten, waarin omschreven staat onder welke omstandigheden een volk tegen zijn heerser in verzet mag komen: wanneer het recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk stelselmatig ondermijnd wordt.

De drie voorbeelden Van der Graaf, RAF en Von Stauffenberg laten zien dat zij moord in deze traditie verdedigden. Hun motieven zijn geënt op de stam van dit rechtvaardigheidsdenken. De leider moet rechtvaardig zijn en anderen geen kwaad berokken, zo niet en zijn slechte gedrag wordt extreem en misdadig, dan komt het moment nabij – volgens hen – om in gewelddadig verzet te komen.

Of dat moment er echt mag komen, hangt volgens filosofen, theologen en leiderschapsadviseurs uit deze traditie nog van een paar andere cruciale voorwaarden af. Ik laat ze de revue passeren.

De diagnose

Een belangrijk voorwaarde was altijd ‘de juiste diagnose’. Wie kan de objectieve diagnose stellen dat de grens is overschreden en er moet worden ingegrepen? De eerste moeilijkheid is, zoals ik al eerder schreef, de afwezigheid van afvinklijstjes met indicatoren die klip en klaar zijn. En dan was er altijd de vraag van de vaststelling. Er moet onpartijdig vastgesteld worden dat de leiders inderdaad aan de criteria van ultiem slecht leiderschap voldoen. Dat is geen sinecure. De geleerden van weleer waren terecht altijd bevreesd voor subjectieve meningen en onvolledige analyses. Daarom mogen volgens hen alleen mensen met kennis van zaken een diagnose stellen. Maar ja, wie hebben kennis van zaken? Wie zijn die mensen?

In het Duitse geleerdendebat van de jaren vijftig werd daar ook uitvoerig bij stilgestaan.[6] Zo zegt een geleerde, Künneth, dat alleen personen die tot de inner circle van de gecorrumpeerde macht behoren, kunnen weten wat er speelt. Zij mogen de diagnose stellen. Het gewone volk kan er niet over besluiten. Het kent de ins and outs niet. Een hoge militair die aan het gesprek meedeed, Sendtner, is het daar niet mee eens. Hogergeplaatste ambtenaren en militairen kunnen verdwaasd zijn en de slechtheid van het leiderschap niet meer zien en erkennen. Het recht op diagnose en op het besluiten in verzet te gaan is niet alleen voorbehouden aan de elite. Ook de kleine lieden mogen, mits ze verstand van zaken hebben, in actie komen. Hij zegt: ‘…ontelbaar andere kleine luiden hebben ook, wanneer ze kennis van zaken hadden, het recht en de plicht tot verzet.’ De sleutelterm is steeds ‘kennis van zaken’ en geen subjectieve meningen. Om het modieus te zeggen, voor feitenvrij redeneren is geen plaats.

Laten we de situatie van Von Stauffenberg en Van der Graaf nemen. De eerste had inside-informatie over de misdaden van het Hitler-regime. Deze kennis werd gedeeld door een groep van hooggeplaatste militairen, ambtenaren en geleerden. Zij voldeden dus aan het criterium van gedeelde kennis van personen die het konden weten. De wandaden stonden onbetwistbaar vast. Van der Graaf is een volledig ander geval. Hij behoorde niet tot de directe kring rond Fortuyn, kende hem niet en had zijn informatie alleen uit de media. Hier was sprake waar alle filosofen en leiderschapsadviseurs zo voor gewaarschuwd hadden: subjectieve diagnoses van mensen die zonder diepe kennis van zaken tot moorden overgaan.

Er is nog een verschil tussen beide personen. Von Stauffenberg c.s. baseerde zich op daadwerkelijk gepleegde misdaden, Van der Graaf deed dat niet. Hij beschikte niet over een database van wandaden door Fortuyn gepleegd, zelfs geen subjectieve, bij elkaar gefantaseerde wandaden. Het enige waarop Van der Graaf acteerde was de voorspelling van een toekomstig gevaar. Hij verwees daarbij naar het aan de macht komen van Hitler in 1933. Als iemand toen Hitler had vermoord, waren heel wat wan- en misdaden voorkomen.

Tsja, we zijn niet eens in staat om het weer van volgende week te voorspellen, maar kennelijk wel de misdaden van een leider na tien, vijftien jaar? Kun je de onbetwistbare diagnose stellen dat een bepaalde leider heel ernstig zal ontsporen en dat ‘preventief ruimen’ gerechtvaardigd is? Nee, dat kan niet. Er bestaat altijd een kleine kans dat een leider tot nieuwe, betere inzichten komt. Pas wanneer de misdaden onomstotelijk vaststaan, zoals in het geval van Von Stauffenberg, kunnen criminele feiten worden vastgesteld. Niet eerder.

De laatste mogelijkheid

In de verdediging van de leiderschapsmoord speelt steeds het argument mee van ‘Hier sta ik, ik kon niet anders’. Het leiderschap is zo vermolmd en verrot dat er, aldus de dader, serieus moet worden ingegrepen. De schadelijkheid van de leider is immens én de mogelijkheden deze teniet te doen met standaardmethoden zijn uitgeput of afwezig. Het vermanen door wijze en eerlijke raadgevers hielp niet, inspecties waren nutteloos, de spreiding van macht was afwezig of ongedaan gemaakt. De normale democratische procedures bleken een wassen neus te zijn. Zelfs passief verzet was niet meer mogelijk. Hiermee zullen aanslagplegers altijd hun daad goedpraten. Zowel Van der Graaf, als de RAF, als Von Stauffenberg deden dit. Het argument van ‘de laatste mogelijkheid’ is oud. Ook John of Salisbury voerde het op in zijn bespreking van de tirannenmoord: je mag de tiran pas om zeep helpen als al het andere – in zijn geval bidden en vermanen – niet hebben geholpen.

Net als het stellen van de diagnose ‘ultiem slecht leiderschap’ is het erg lastig op solide gronden te concluderen dat alle vreedzame methoden om dit verder te verhinderen zijn uitgeput. Er zijn veel mogelijkheden slechte leiders bij of weg te sturen. Dat hebben de voorgaande hoofdstukken laten zien. Ook hierin kunnen subjectieve meningen en vertekenende ideologische analyses een groot gevaar betekenen en tot een niet te rechtvaardigen afzetting of moord leiden, zoals in het geval van Pim Fortuyn. Ook de analyses van de RAF waren op drijfzand gebaseerd. De geschiedenis heeft laten zien dat met vreedzaam verzet de scherpe kanten van het kapitalisme eraf te halen zijn. Dat heeft 150 jaar sociale strijd bewezen. Meer dan ooit worden ondernemingen met nieuwe wet- en regelgeving gebreideld en dat moet ook, en nog meer. Von Stauffenberg was een ander geval. Zijn groep kwam terecht tot de conclusie dat alle mogelijkheden om een misdadig regime bij te sturen waren uitgeput.

En hoe zit het nu in Nederland en Europa? Naderen we het moment van ‘hier staan we, we kunnen niet anders’? Nee, burgers kunnen veel bezwaren hebben tegen het functioneren van onze democratie, de rechtsstaat, de graaizucht van het bedrijfsleven en de vooringenomen media, maar om te beweren dat Nederland en Europa volledig verrot en totalitair zijn, is klinkklare nonsens. We leven niet in een situatie van ‘de laatste mogelijkheid’. Dat moeten we altijd zien te vermijden: met sterke volgers, goede toezichthouders en nieuwe, uitgebalanceerde systemen van checks and balances, desnoods door op eigen kracht verder te gaan. De kwaliteit van een beschaving neemt toe naarmate het leiderschap beter wordt getemd.

Repercussies

In de zomer van 2016 vond in Turkije een staatsgreep plaats. Militairen deden een mislukte couppoging. Het gedrag van Erdogan en zijn aanhangers laat precies zien waar Thomas van Aquino (1125–1274) ons voor waarschuwde. Er kunnen allerlei ongewenste neveneffecten ontstaan, die destructiever zijn dan de kwaal. Een opstand kan mislukken, wat tot grote woede van de tiran kan leiden. Men is dan nog verder van huis. In zijn beschouwing over de tirannenmoord stelt de jezuïet Pribilla dat deze een reële kans van slagen moet hebben.[7] Het geweld dat gebruikt wordt moet proportioneel, minimaal zijn en mag het lijden niet verergeren. Wat ook kan, is dat iemand uit het verzet de macht grijpt en nog destructiever wordt dan de afgezette of vermoorde leider. Of de samenleving kan uiteenvallen in kleine groepjes met allemaal kleine tirannieke machthebbers. In zijn adviesboek over goed bestuur De Regimine Principium dat deels aan Aquino wordt toegeschreven zegt hij het zo:[8]

‘Het kan gebeuren dat degenen die opstaan tegen de tiran niet zegevieren, en dat de getergde tiran des te meer in razernij vervalt. Zelfs als iemand wel succesvol tegen de tiran is, dan kunnen de meest serieuze twisten ontstaan onder de mensen vanwege het volgende: ofwel tijdens de opstand of erna als de tiran ten val is gebracht kan de menigte in delen uiteenvallen met betrekking tot de inrichting van het bestuur. Het gebeurt soms ook dat iemand, die de massa helpt een tiran te verdrijven zelf de macht grijpt, tiranniek heerst en, omdat hij vreest hetzelfde lot te treffen door iemand anders onderdrukt hij de onderdanen tot een zwaardere onderworpenheid. Meestal is het bij tirannieën zo, dat een latere tirannie zwaarder is dan de eerste en dat nieuwe tirannen de voorgaande onderdrukking niet achterlaten, maar nieuwe vormen ervan uitdenken, die voortkomen uit de kwaadaardigheden van hun eigen harten.’

Dit is wat we in Turkije konden zien: Erdogan werd fanatieker dan ooit tevoren. Hij zuiverde de staatsapparaten, ruimde de oppositie op, snoerde de pers de mond, hitste zijn aanhangers op tegenstanders aan te geven. Hij deed precies waar Aquino zo bang voor was.

Of neem de verdrijving van Saddam Hoessein, deels door zijn bevolking, deels door de Amerikanen. Het is van hetzelfde laken een pak. Ook hier waren de gevolgen desastreus. Irak viel uiteen en er brak een burgeroorlog uit. Deze gebeurtenis laat ook het gelijk van Aquino zien. De eliminatie van een verderfelijke leider kan een land uiteen doen vallen in facties, die wedijveren om het leiderschap.

Aquino was een wijs en nuchter man met een cynisch hart. Zijn vermaning betekent dat degenen die met geweld slechte leiders ten val brengen, de haalbaarheid van hun acties moeten inschatten en een plan klaar moeten hebben liggen om repercussies zowel bij slagen als bij falen te minimaliseren. Wat dat betreft heeft Von Stauffenberg het goed gedaan. Samen met zijn samenzweerders beraamde hij niet alleen de aanslag, maar hij smeedde ook een concreet plan de getrouwen van Hitler, de partijgeledingen en de nazibevolking onder controle te brengen en hoe verder te gaan. Alles mislukte, mede door pech, en toen volgden de repercussies: de zuiveringen en de executies…

Wegens deze neveneffecten, die schadelijker kunnen zijn dan de oorspronkelijke tirannie, pleit Aquino voor grote terughoudendheid bij het ten val brengen van slechte leiders. Het is volgens hem beter deze te dulden en daarbij natuurlijk veel te bidden. Bovendien, zo waarschuwt ook hij ons, zoals John of Salisbury dat twee generaties voor hem deed, dat slechte leiders altijd nog een straf van God kunnen zijn, omdat het volk in een ernstige mate gezondigd heeft en zondigt.

Lone wolves

Van der Graaf maakte zijn afwegingen alleen en handelde solistisch, de RAF-leden en Von Stauffenberg deden dat niet. Zij hadden een groep, waarbinnen zij hun diagnoses en plannen konden doorspreken en bediscussiëren. Grosso modo keurt de westerse traditie een solistisch optreden, zoals dat van de moordenaar van Fortuyn af. Vond John of Salisbury het nog oké dat een individu in verzet komt, twee generaties later keurt Aquino dit volledig af. Alleen een officieel gremium mag hiertoe het besluit nemen.

Er zijn twee redenen waarom theologen en ethici de lone wolf op afstand houden. Ten eerste is er een principieel punt. De meeste leiders zijn op een legale wijze aan de macht gekomen, hetzij via benoemingen, dan wel via verkiezingen. Wanneer een individu daar een einde aan maakt, elimineert hij deze wettelijke procedures. Hij stelt zich boven de wet en dat is iets wat een individu nooit mag doen. Van der Graaf deed dit. Hij stelde zich boven de wet, werd de wet, vonniste en voerde uit. Daarom pleit Aquino ervoor dat een slechte leider alleen via gewettigd gezag met geweld verwijderd mag worden. Dat wil zeggen, door zijn baas, als hij in een hiërarchische structuur functioneert, of door het volk dat hem heeft aangesteld. Want wie zijn leiders kiest, mag die ook weer verwijderen. Maar een individu mag dit nooit.

Ten tweede is er een psychologisch punt.[9] Een individu kan uit een opwelling handelen, de feiten niet op een rijtje hebben of een absurd ontwikkeld geweten hebben. Zoals de emoties van leiders altijd gewantrouwd moeten worden, moeten die van volgers ook altijd met scepsis worden bekeken. Waarom zouden volgers geen last hebben van buitensporige woede en haatgevoelens? Het individuele geweten van volgers is net zo goed een onbetrouwbare informatiebron als dat van leiders. Het kan net zo star en inflexibel zijn. Een individu kan overdreven gewetensvol zijn en doorslaan. Dit kan ertoe leiden dat de sologanger verkeerde inschattingen maakt, die zonder tegenspraak onweersproken blijven en tot verkeerde daden leiden. Een goede leider kan dan ook worden omgebracht en des te makkelijker, omdat deze vaak minder goed beveiligd wordt dan een kwaadaardige leider.

Slechte leiders of ontspoorde representanten

Anders dan de RAF-leden staat Van der Graaf in de traditie van John of Salisbury die het over de moord op een individuele tiran had. Alleen concrete, destructieve individuele leiders mochten worden vermoord. Ergens aan het einde van de achttiende eeuw eindigde deze traditie.[10] Daarna gingen veel geschriften over slecht leiderschap het hebben over het ten val brengen van een leidende elite of klasse. Personen werden niet meer als destructief en schadelijk aangemerkt wegens hun eigen daden, maar door hun lidmaatschap van een sociale groep die tiranniek werd bevonden. De tiran veranderde van een slechte leider in een representant van een onderdrukkende klasse of onderdrukkend systeem. In deze marxistische, ook anarchistische traditie opereerde de Rote Armee Fraktion. De leden vielen het systeem aan door representanten ervan te vermoorden ongeacht wat deze concreet hadden gedaan. Bij hen ging het niet om het ten val brengen van een slechte leider of een groep slechte leiders, maar om het vestigen van een nieuwe, utopische heerschappij. Het vermoorden van representanten van het door hen verfoeide systeem moest daaraan bijdragen. De doden moeten nuttige doden zijn.

Het dieptepunt van deze representanten-traditie is te vinden in de Catechismus van de revolutionair van de Russische anarchist Netchajev (1847–1882), die hij met zijn minnaar Michail Bakoenin (1814–1876) in 1869 schreef. Het was een handleiding om de regering van de tsaar omver te werpen. Ze beschreven hoe revolutionairen zich in een cellenstructuur moesten organiseren, overal en nergens infiltreren en manipuleren. Het meest opvallende en schokkende is dat zij de samenleving opdeelden in segmenten en voor elk segment aangaven hoe de representanten ervan behandeld moesten worden. Nogmaals, het gaat hier niet meer om concrete individuen die uit de weg geruimd moeten worden, maar om vertegenwoordigers van een segment of van ‘Het Systeem’, precies datgene wat de RAF ook deed.

Hoe ziet zo’n advies er dan uit? Ik geef een wat langer citaat van Netchajev ter illustratie van zijn verwrongen denkbeelden en die van zijn navolgers:

‘Iedereen in deze gestoorde samenleving moet in verschillende categorieën worden opgedeeld: de eerste categorie bevat degene die direct ter dood veroordeeld zijn. De samenleving moet een lijst samenstellen van deze verdoemde personen gerangschikt naar de relatieve schade die zij kunnen aanbrengen aan de succesvolle vooruitgang van de revolutie, en dus in de volgorde van hun eliminatie. Bij het samenstellen van deze lijst en de vaststelling van de volgorde zoals hierboven genoemd, moet het leidend principe niet de individuele schurkendaden van de persoon zijn, zelfs niet de afschuw die hij veroorzaakt in de samenleving en bij de mensen. Deze wandaden en afschuw kunnen echter wel in een bepaalde mate nuttig zijn, omdat ze helpen de opstand van het volk aan te wakkeren. Het leidend principe moet de dienst zijn die de dood van de persoon noodzakelijkerwijs zal leveren aan de revolutie.’

Dit denken zou via Lenin gretig aftrek vinden bij extreemlinkse bewegingen, zoals de RAF. Het is een volstrekt verkeerde benadering van de vraag over wat te doen bij ultiem slecht leiderschap. Slecht leiderschap mag alleen gaan over concrete personen en nooit over representanten van een klasse. Iedereen heeft het morele recht beoordeeld te worden op zijn eigen doen en laten, en niet op dat wat hem of haar wordt toegeschreven vanuit een vermeend lidmaatschap van een segment in de samenleving. Zelfs de meest kwaadaardige leider heeft dit recht.

Schuldige volgers

Tot nu toe ging het vooral over het recht van volgers in gewelddadig verzet te komen, wanneer leiders ultiem ontspoord zijn. Onder welke condities mag dit wel en onder welke niet? Er is nog een thematiek die in dit verband in de traditie terugkeert en in het bovenstaande enkel zijdelings is aangestipt. Dat is de kwestie van de passieve volger. Hoe schuldig ben je als je niet in verzet komt? Is verzet een plicht? We kwamen dit thema al in hoofdstuk twee tegen toen een typologie van slechte volgers werd gegeven: van verloren zielen tot actieve handlangers, misdienaars. Voor actieve handlangers is de zaak duidelijk. Deze zijn medeschuldig. Voor toeschouwers, mensen die niet tot de inner circle behoren, is die schuld evenredig minder. In de intieme kring van de leider zien vertrouwelingen al in een vroeg stadium of de leider ontspoort, eerder dan al die volgelingen die op een grote afstand staan.

In zijn dagboek van het Derde Rijk vertelt Alfred Speer, de nazi-rijksbouwmeester en latere minister van Bewapening, hoe het in de kring rondom Hitler toeging.[11] Al vroeg hadden zijn vertrouwelingen door dat de man aan hoogmoed leed, paranoïde was en volstrekt geen militair strateeg. De casus-Speer laat één zaak zien: vertrouwelingen rond de leider zijn niet allemaal gek. Zij hebben als eerste de taak verloedering van hun leider te voorkomen en te corrigeren. Daarom luidt de regel, die je steeds in de traditie tegenkomt: Hoe dichter je bij het vuur zit, des te groter is de medeplichtigheid.

Het minste wat iemand geacht wordt te doen, zeker als hij tot de inner circle behoort, is te vertrekken uit de kringen van een destructief leider om in de anonimiteit te leven en daar het beste te doen wat nodig en mogelijk is. Zo’n persoon zal nooit de heldenstatus bereiken, maar ook nooit als grootste crimineel worden gebrandmerkt. De moraliteit van deze situatie komt tot uiting in de slogan voice or exit: laat je stem horen of vertrek.[12]

Dit principe speelde bijvoorbeeld een rol in de verhoren van nazikopstukken in de aanloop naar het Proces van Neurenberg. De voormalige kanselier, Von Papen, die Hitler in het zadel hielp en later zijn ambassadeur in Wenen en Ankara was geweest, kreeg dit steeds voor zijn kiezen.[13] Doddt, zijn ondervrager, probeert hem te begrijpen: Waarom is hij, Von Papen, toch zo loyaal geweest aan het naziregime? Hij had toch weg kunnen gaan? Von Papen antwoordt dan, dat hij geregeld bij Hitler zijn stem heeft laten horen, omdat hij het niet met hem eens was. Het overtuigt Doddt niet. Von Papen wist toch van die wandaden af en dat zijn tegenspraakniets uithaalde? Waarom ging hij niet weg? Dat was toch het minste wat hij had kunnen en moeten doen. Uiteindelijk zegt Von Papen: ‘… het was heel eervol geweest als ik eruit was gestapt en een ondergrondse beweging tegen Hitler was gestart en gepakt was door de Gestapo en geëxecuteerd was. U hebt gelijk, dat is de gangbare opinie. Ik had dat kunnen doen.’ En dan volgden allerlei ‘ja-maren’ van zijn kant. Door aan te blijven kon hij invloed uitoefenen en de zaak van Duitsland beter dienen. Zijn vergoelijking bleef onbegrepen, Doddt snapte er niets van. Als je de mogelijkheid hebt weg te gaan, niet eens om in verzet te gaan, maar gewoon geen deelgenoot van misdadig leiderschap te zijn, waarom heeft Von Papen die kans dan niet aangegrepen? Het is deze vraag of liever deze verzuchting van Doddt die steeds aan de orde komt wanneer slecht volgerschap ter sprake komt: Waarom ben je niet weggegaan?

Deze vraag aan de medeplichtige Nazi-volgers kan ook gesteld worden aan volgers in minder extreme situaties. Want wat te doen als je als medewerker instructies krijgt om geld wit te wassen, valsheid in geschrifte te plegen, vergrijpen af te dekken? Ben je als medewerker slachtoffer van slechte leiders of medeplichtige?

Sinds de processen in Neurenberg is de morele status van volgelingen niet langer onbetwist. Iedereen kan nee zeggen en weigeren mee te doen in de ontsporing van het leiderschap. ‘Ik wist er niets van’, ‘Het was de bureaucratie’, ‘Ik wilde mijn gezin niet in gevaar brengen’, zijn geen afdoende redenen u vrij te pleiten van handlangerschap. Wanneer men crimineel of moreel erg laakbaar slecht leiderschap tegenkomt, kunt u maar één moedige daad verrichten. Dat is nee zeggen: weigeren. Zeggen dat je niet meedoet, omdat de activiteiten in tegenspraak zijn met de missie van de organisatie, codes of conduct, wet- en regelgeving, verdragen en niet het minst met de moraal, wat dat laatste ook moge zijn. Wie dat niet doet, loopt het risico in eventuele rechtszaken later veroordeeld te worden voor medeplichtigheid.

Toch, is weggaan niet de weg van de minste weerstand? Is vreedzaam en desnoods gewelddadig verzet tegen ultiem slecht leiderschap niet een plicht? Het bescheiden verzetsmonument in Oostzaan naast de Grote Kerk is er duidelijk over. Daarop staat geschreven: ‘Waar recht tot onrecht wordt, wordt verzet tot plicht.’

Laten we de kwestie met een klein denkexperiment onderzoeken.

Stel, de kwaadaardigheid van een leider staat onomstotelijk vast. Het systeem van checks and balances is weggevallen. Een groot deel van de volgers wil het ‘contract’ met de leider opzeggen. Een vergadering van wijze mannen en vrouwen is na vele geheime, interne discussies tot de conclusie gekomen dat deze leider met geweld moet worden afgezet, ter dood moet worden gebracht. Deze dictator voor het Internationale Strafhof brengen is geen optie.

Stel, u behoort tot de samenzweerders die besloten hebben niet weg te gaan, maar actief verzet te plegen. Door een speling van het lot komt u in een situatie terecht dat u met een Kalashnikov de leider kan doodschieten. Echter, op dit moment suprême, besluit u de trekker niet over te halen. De tiran leeft voort, begaat nog veel misdaden tegen de menselijkheid en kan pas na een bloedige oorlog ten val worden gebracht. Of zoals ook wel is gezegd: het alternatief voor de tirannenmoord is de oorlog. Bent u dan medeschuldig aan de wandaden van de leider of niet? Was het verzaken aan de tirannenmoord wel een morele optie? Mocht je op dit moment nog weggaan?

John of Salisbury zou u schuldig pleiten. Iedereen heeft de plicht te zorgen voor een rechtvaardige samenleving. Hij stelde, zoals we eerder zagen, de gemeenschap voor als een lichaam en alle delen daarvan moeten samenwerken om het hoogste goed te realiseren: de rechtvaardigheid. Door de onderlinge afhankelijkheid van de delen, heeft ieder deel het recht én de plicht bij het andere in te grijpen. Het hoofd, de leider, speelt hierin de hoofdrol. Maar wanneer dit in gebreke blijft moeten de lagere delen interveniëren. Verzet is volgens Salisbury een plicht.[14] Volgens deze lijn van redeneren is weggaan nooit een morele optie! U had de trekker moeten overhalen. Door dit niet te doen bent u medeplichtig geworden aan de continuering van het onrecht.

Er zijn twee argumenten die hier tegenin gaan. Het eerste betreft de menselijke waardigheid. Iedereen kan en mag zich hier altijd op beroepen.[15] Het leven van elk individu is heilig, ook dat van een kwaadaardige leider. Niemand mag dit van een ander afnemen. Degene die op grond van dit argument van de tirannenmoord afziet, heeft schone handen. Zelfs het verweer dat je hierdoor het lijden van anderen mogelijk maakt, houdt geen stand. Niemand is verantwoordelijk voor de wandaden van een ander.

Het tweede argument is dat niets of niemand een ander mag verplichten tot moorden over te gaan, zelfs al is dit voor de meest menselijke en de nobelste zaak. Het tast de vrijheid van de volger aan. Zo’n persoon kan dan ook niet in gebreke worden gesteld, wanneer hij van de meest ultieme daad afziet: de tirannenmoord. Verzaken blijft in de meest extreme situatie altijd een aanwezige morele optie. Verzaken is dan een bijzonder geval van weggaan.

Langs de lijnen van de traditie

In het voorgaande stond de vraag centraal naar gewelddadig verzet tegen ultiem slechte leiders, dat in diens liquidatie kan uitmonden. In de geschiedenis hebben diverse personen er het hoofd over gebroken: Wat is nu wél en wat niet ethisch verantwoord?

Theologen, filosofen, geleerden en militairen hebben geprobeerd hiervoor ethische richtlijnen op te stellen voor toekomstige gevallen. Hun debat bracht een aantal zaken aan de oppervlakte.

Zo moet het altijd gaan om uitzonderlijke wantoestanden en machtsmisbruik. Het blijft vaag wat de grens is tussen slecht, erg slecht en ultiem slecht leiderschap, zeker in concrete situaties. Het gaat niet om lulligheden van teamchefs, die een onaangename manier van communiceren hebben of integriteitschendingen van een corrupte magazijnchef die een slingerende USB-stick ‘toevallig’ meeneemt.

Het gaat ook niet om de gebruikelijke politieke meningsverschillen in een democratie. Je schiet geen politieke leiders neer, die meer vrije markt willen of een beperkter immigratiebeleid. Ook de oproep om een nieuw gekozen Amerikaanse president te vermoorden is gestoord. Ja, volgers kunnen inderdaad net als leiders ontsporen. Dat is wel helder.

Het mag alleen gaan om daadwerkelijke onderdrukking, opschorting van alle burgerlijke vrijheden, geweld, centralisatie van macht, exorbitante, maffiose verrijking van de leider en zijn vazallen. Deze wandaden en misstanden moeten onwrikbaar vaststaan en geen voorspelling zijn. Mogelijke wandaden zijn speculaties, die in een ethische afweging nooit een plek mogen krijgen. Preventief ruimen is nooit een optie.

Het gaat altijd om verzet tegen concrete personen of regimes en nooit om verzet tegen representanten van een segment, klasse, levensovertuiging, sekse of ras. Mensen moeten worden beoordeeld op hun eigen daden en niet op het behoren tot een klasse, ras of sekse.

Er mogen geen mogelijkheden meer aanwezig zijn de leider weg te krijgen door een ingreep van een superieur, zoals dat in de bureaucratie gebeurt. Daarom wordt het voor onjuist gehouden lagere leiders met geweld te verwijderen.

Gewelddadig verzet is ook pas aan de orde wanneer alle vreedzame middelen van onderop zijn uitgeput. De mechanismen van checks and balances moeten zijn gedemonteerd. Er moet een daadwerkelijke situatie zijn van ‘het kon niet anders’. Het gewelddadig verzet moet de laatste mogelijkheid zijn.

Het besluit een leider ten val te brengen mag nooit door een individu genomen worden. De kans op dwaling is te groot. Een individu overziet niet alle feiten en alternatieven. De mogelijkheid bestaat dat hij verblind is door zijn emoties en een overprikkeld geweten. Het beste is wanneer een vertegenwoordigend lichaam met wettelijk gezag dit besluit neemt.

Het gewelddadig verzet moet proportioneel zijn, dat wil zeggen om de leider ten val te brengen. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat een burgeroorlog of anarchie uitbreekt. Het verzet moet slaagkans hebben, want de repercussies kunnen groot en schadelijk zijn voor iedereen.

Bij slecht leiderschap in welke gradatie ook is het voice or exit: of je laat je stem horen of je gaat weg. Hoe dichter een volger in de kringen rond de leider verkeert, des te groter is diens verantwoordelijk alles op alles te zetten de leider op vreedzame wijze bij te sturen.

Niemand is verplicht tot gewelddadig verzet, zelfs niet als hij de enige is die de mensheid kan redden. Niemand kan later ter verantwoording worden geroepen: Waarom heb je de leider niet vermoord toen je het kon doen? Handlangers van extreem slecht leiderschap zijn altijd schuldig.

Heeft de traditie voor ons nu onwrikbare richtlijnen in graniet gebeiteld voor de extreme situatie van ultiem slecht leiderschap?

Nee, zeker niet.

Steeds deinsden de geleerden terug, zowel om ons geweld te adviseren als om het ons te ontraden. Aan hun aarzeling ligt steeds hetzelfde dilemma ten grondslag. Wat is de prijs als volgers slecht leiderschap laten voortbestaan en wat is de prijs als zij het ten val brengen?

Bij elke keuze maak je vuile handen, stelden de geleerden in de afgelopen eeuwen steeds vast. Zij maakten daarbij de aantekening dat dit dilemma elke keer opnieuw voor concrete situaties overdacht en opgelost moet worden door de mensen die erin verzeild zijn geraakt en de feiten kennen.

Er is geen ondubbelzinnige checklist, die daarbij behulpzaam kan zijn en kan worden afgevinkt. De traditie biedt enkel een handjevol vermaningen en waarschuwingen, maar wel hele belangrijke.

Literatuur

Europäischen Publikation. Die Vollmacht des Gewissens 1. Frankfurt a. M.; Berlin: Metzner, 1956.

Hirschman, Albert O. The essential Hirschman. Princeton, New Jersey: Princeton University Press, 2013.

Jászi, Oszkár, en John D. Lewis. Against the Tyrant : The Tradition and Theory of Tyrannicide. Glencoe, Ill.: Free Press, 1957.

John of Salisbury. Policraticus: of the frivolities of courtiers and the footprints of philosophers. Vertaald door Cary J. Nederman. Cambridge texts in the history of political thought. Cambridge [England] ; New York: Cambridge University Press, 1990.

Lucca, Bartholomew of, en Thomas Aquinas. On the Government of Rulers: De Regimine Principum. Vertaald door James M. Blythe. The Middle Ages Series. Philadelphia: PENN, University of Pennsylvania Press, 1997.

Nederman, Cary J. ‘A Duty to Kill: John of Salisbury’s Theory of Tyrannicide’. The Review of Politics 50, nr. 3 (1 juli 1988): 365-89.

Overy, R. J. De verhoren: de nazi-elite ondervraagd. Vertaald door Amy Bais, Rob van der Kan, Jantsje Post, en Louwe Dijkstra. Amsterdam: De Bezige Bij, 2002.

Pribilla S.J., Max. ‘An den Grenzen der Staatsanwalt’. Stimmen der Zeit 73, nr. 6 (maart 1948): 427-39.

Speer, Albert, en R.D Dalman. De Derde Rijk-dagboeken: memoires van een nazi-kopstuk. Amsterdam: Meulenhoff, 2015.


[1] Europäischen Publikation, Die Vollmacht des Gewissens 1 (Frankfurt a. M.; Berlin: Metzner, 1956).

[2] http://www.pimfortuyn.com/de-moord/strafproces/10-uitspraak/245-uitspraak-15-04-2003

[3] http://www.pimfortuyn.com/de-moord/strafproces/10-uitspraak/244-requisitoir

[4] Tijdschrift 838, nummer 62 5 juni 1970. http://plakat.nadir.org/883/ausgaben/agit883_67_09_1970.pdf

[5] John of Salisbury, Policraticus: of the frivolities of courtiers and the footprints of philosophers, vertaald door Cary J. Nederman, Cambridge texts in the history of political thought (Cambridge [England] ; New York: Cambridge University Press, 1990).

[6] Europäischen Publikation, Die Vollmacht des Gewissens 1, 66.

[7] Max Pribilla S.J., ‘An den Grenzen der Staatsanwalt’, Stimmen der Zeit 73, nr. 6 (maart 1948): 427-39.

[8] Bartholomew of Lucca en Thomas Aquinas, On the Government of Rulers: De Regimine Principum, vertaald door James M. Blythe, The Middle Ages Series (Philadelphia: PENN, University of Pennsylvania Press, 1997).

[9] Oszkár Jászi en John D. Lewis, Against the Tyrant : The Tradition and Theory of Tyrannicide (Glencoe, Ill.: Free Press, 1957).

[10] Jászi en Lewis.

[11] Albert Speer en R.D Dalman, De Derde Rijk-dagboeken: memoires van een nazi-kopstuk (Amsterdam: Meulenhoff, 2015).

[12] Albert O. Hirschman, The essential Hirschman (Princeton, New Jersey: Princeton University Press, 2013).

[13] R. J Overy, De verhoren: de nazi-elite ondervraagd, vertaald door Amy Bais e.a. (Amsterdam: De Bezige Bij, 2002).

[14] Cary J. Nederman, ‘A Duty to Kill: John of Salisbury’s Theory of Tyrannicide’, The Review of Politics 50, nr. 3 (1 juli 1988): 365-89.

[15] Jászi en Lewis, Against the Tyrant : The Tradition and Theory of Tyrannicide, hfdst. 17.

  1. Schrijvers, Joep. Hoe raak je ze kwijt? Over ontspoorde leiders en slechte managers. Schiedam: Scriptum, 2017.
    ↩︎
  2. Schrijvers, Joep. ‘8 En de Kalashnikov dan? – webversie’. In Hoe raak je ze kwijt? Over ontspoorde leiders en slechte managers. Schiedam: Scriptum, 2017. Citeren met bronvermelding is chique. ↩︎