Call us now:
In de 20e eeuw is er veel kritiek geleverd op Carlyles heldentheorie, waarbij prominente intellectuelen hem verweten een voorloper van nazi-Duitsland te zijn geweest en Hitler en zijn Führerprinzip mogelijk te hebben gemaakt[1]. Ook in onze tijd zijn zulke kritische geluiden niet verstomd. Was de Duitse Führer een held in de zin van Carlyle? Wat kenmerkte een Führer eigenlijk en zijn de verwijten terecht?

5 Carlyle en het Derde Rijk
Het nazistische leiderschap volgens Reinhardt Höhn
Een lezing van de nationaalsocialistische staatsrechtgeleerde Reinhardt Höhn, gehouden op de Landesführerschule en in 1934 in druk verschenen, kan dienen als voorbeeld van de opvattingen over goed leiderschap binnen völkische én nazikringen. Dit idee is nauw verbonden met het wezen van de gemeenschap waarvoor de leider verantwoordelijk is.

Natuurlijke aanleg voor leiderschap
Goede leiders, aldus Höhn, voelen die essentie het beste aan en kunnen daarom het volk het beste besturen. Zoiets leer je niet aan maar is een natuurlijke gave. Hij vergelijkt dit met jongens die op straat in groepjes spelen en waar er altijd een enkeling is die instinctief de leiding pakt en in het belang van de groep handelt. Ditzelfde is aan de orde bij het hoogste leiderschap van de Führer.
De Führer als vertegenwoordiger van de volksgemeenschap
Höhn benadrukt dat de Führer niet simpelweg het staatshoofd is, maar de leider van de volksgemeenschap. Het volk staat hoger dan de staat. Hij haalt Hitler zelf aan, die stelt dat de staat geen einddoel, maar een middel is. De staat moet de groei en bloei van het volk dienen. Ook is Höhn er duidelijk over wie wel en niet tot die volksgemeenschap behoort. Dat is iedereen die verenigd is door hetzelfde bloed en dezelfde grond, dat wil zeggen die tot het Duitse ras behoort. De nazileider is een leider van het volk, van een ras: een racistische leider.
De leider is degene die de geest van de gemeenschap vertegenwoordigt en de richting bepaalt voor het geheel.[2]
De band tussen leider en volgers
De relatie tussen leider en volgers wordt eveneens geduid in termen van een volksgemeenschap. Beide, leiders en volgers, maken uit van dezelfde volksgeest. Daarom bestaan er geen tegenstellingen tussen hen. Ze denken en voelen hetzelfde[3]. Het enige verschil is dat de leider een betere vertolker is van de Germaanse volksgeest dan de ‘Genossen’. Wat de leider wil, wenst ook het volk. Gehoorzaamheid en loyaliteit worden niet afgedwongen maar komen uit jezelf voort, omdat je Duitser bent. Dat is het standpunt van Höhn.

Nazi-intellectuelen omarmen Carlyle
Om een conceptuele vergelijking te maken tussen de heldentheorie van Carlyle en de nationaalsocialistische ideeën over leiderschap is het goed om naar de nazi-geleerden zelf te kijken. Zij kenden Carlyles werken en waren er zeer over te spreken. Het was niet al te moeilijk voor hen om hem voor hun karretje te spannen[4].
Wilhelm Vollrath: bewondering voor Carlyle en Chamberlain
In 1935 verscheen er een lovend boek van de theoloog Wilhelm Vollrath (1887-1965), die nazisympathieën had, over Carlyle en een andere Engelse schrijver Houston Chamberlain[5]. Beide stak hij de loftrompet, omdat zij zo goed de Duitse ziel begrepen en daar ook zo helder over schreven[6]. Carlyle droeg bij aan het denken over leiderschap, terwijl Chamberlain dat deed op het gebied van rassen, waarover zo meer[7].

Vollrath maakt over Carlyle een groot compliment door Goethe aan te halen die over Carlyle geschreven had dat ‘hij Duits geworden was niet alleen in zijn denkstijl maar ook in zijn schrijfstijl[8]’. Vollrath adoreert Carlyle, omdat hij partij koos voor Duitsland, de Duitse ziel begreep, Duitse literatuur vertaalde en Duitse filosofen in Engeland introduceerde.
De retorische functie van Vollraths lof
Zijn lofbetuigingen hadden ook een retorische functie: ze dienen om de tegenstelling tussen Duitsland en Engeland wat te verzachten. Vollrath lijkt te zeggen: wij lijken wat op elkaar en behoren beide tot het Teutoonse ras. Onze ideeën over nationaalsocialistisch leiderschap zijn zo gek nog niet. Kijk, Carlyle zei het ook al: sterke leiders voor het volk zijn cruciaal. Zij strijden moedig en vastberaden voor de waarheid en tegen leugens. Dat onderscheid kennen ze, omdat ze als geen ander de essentie van de natuur en de geschiedenis, van het volk, volledig begrijpen. Zij zijn er de spreekbuis van. Alles staat bij hen in het teken van die diepere laag van de werkelijkheid, die orde en rust biedt. Daarom zijn ze tegen chaos en verwarring[9].
‘Cherry picking’: Carlyle gekoppeld aan ras en volk
Vollrath doet aan ‘cherry picking’. Hoewel hij de voorbeelden van Carlyle noemt, zoals Dante, Shakespeare, Mohammed, gaat hij alleen in op de Nordische godheid Odin. Dat is niet voor niets. Hiermee kan hij ‘aantonen’ dat Carlyle al doorhad hoe belangrijk de concepten volk en ras zijn om leiders te begrijpen. Ware leiders snappen de stam, het volk. En steeds hoor je Vollrath erbij denken, zoals wij, völkische nationaalsocialistische intellectuelen en leiders, dat ook doen.

De Führer vereren: liefde en dankbaarheid
Het volk moet de Führer als held eren, hem trouw zijn en liefhebben. Want beide, de Führer en het volk handelen, volgens Vollrath, in en voor dezelfde gemeenschap waarvan ze beide deel uit maken. Het is of je Reinhard Höhn hoort. De lotverbondenheid van leider en volger is een gedeelde gedachte. Ook Vollrath hamert erop dat het volk niet blind gehoorzaamt, gedwongen door een bevel of de wet, maar vanuit overtuiging en in vrjiheid. Zij doen wat de leider zegt uit liefde en dankbaarheid[10]. De heldenverering van Carlyle is nooit ver weg.
Goebbels en Hitler over de heroïsche Führer
Hitlers spindokter Goebbels gaat in zijn lofprijzingen van zijn held in de overdrive in een redevoering op de radio in 1941 ter gelegenheid van diens 52e verjaardag. Hij jubelt dat Duitsland eindelijk zijn grote held heeft gekregen, het unieke genie, dat de geschiedenis maakt:
‘Als het de mannen zijn die geschiedenis maken, als grote historische ontwikkelingen worden geïnitieerd en gevormd door individuele persoonlijkheden, dan kan het mysterie van onze tijd alleen worden verklaard door het genie van een briljante man… We beleven het grootste wonder in de geschiedenis: Een genie bouwt een nieuwe wereld.’[11]
De echo van Carlyles heldentheorie is duidelijk hoorbaar. Hitler zelf verwoordde het al eerder in zijn Mein Kampf:
‘Net zo min als een beroemde meester kan worden vervangen en een ander de afwerking van zijn half voltooide nagelaten schilderij kan overnemen, is de grote dichter en denker, de grote staatsman en de grote veldheer te vervangen. Hun werk ligt namelijk altijd op het gebied van de kunst; het is niet mechanisch aangeleerd, maar door goddelijke genade aangeboren.
De grootste omwentelingen en verworvenheden van deze aarde, de grootste prestaties, de onsterfelijke daden op het gebied van de staatskunst, enz.: ze zijn voor eeuwig onscheidbaar verknoopt met een naam en worden daardoor vertegenwoordigd.’[12]
Carlyle en het Führerprinzip
Zijn er ook verschillen tussen het Füherprinzip en Carlyles heldentheorie? Zeker, dat werd ook al in de jaren dertig opgemerkt.
Universele helden versus völkische
Men merkte op dat het völkische element bij Carlyle niet goed was uitgewerkt. Dat is het verwijt dat Theodor Deimel in zijn boek in 1937 maakte1. Er zijn veel overeenkomsten tussen de ideeën van Carlyle en van het nationaalsocialisme maar daarin ligt een groot verschil. In beider wereldbeschouwing staat de leider als held, die de beste van allen is, bovenaan in de piramide en moet de massa hem vereren en gehoorzamen, de motivatie echter verschilt.
Bij Carlyle is de leider, in de perceptie van Deimel, degene die opereert vanuit het religieus hogere, bij de nationaalsocialisten vanuit de ziel, het wezen van het volk, dat begrensd is door Blut und Boden. Carlyle kent die grens niet en dat vindt Deimel een essentieel onderscheid. Daarom mag Carlyle zijns inziens niet als de eerste nationaalsocialist bestempeld worden.
Carlyle maakte een religieus idee, van de meest persoonlijke aard, tot het uitgangs- en eindpunt van alle kritiek en hervorming. Zijn uiteindelijke doel is de religieuze vernieuwing van zijn volk. Het Nationaalsocialisme daarentegen gaat als politieke beweging uit van de völkische realiteiten en maakt het ras tot de grondslag van al zijn politiek. Bij dit diepgaande verschil, dat steeds weer in detail zichtbaar wordt, is het, ondanks alle overeenkomsten, misplaatst om Carlyle, zoals is gebeurd, als de ‘eerste nationaalsocialist’ te bestempelen.2
Carlyle is in zijn keuze van helden ook veel universeler dan de nationaalsocialisten: denk aan Dante, Mohammed en Luther. Vooral Luther vormt een lastig punt voor de nationaalsocialisten, die hem dan ook liever omzeilen of naar hun hand zetten.
Carlyle prijst Luther niet als representant van een Duits-nationaal ideaal, maar om zijn vrijheid van geweten en zijn directe omgang met de waarheid van het Boek (sola scriptura), zonder tussenkomst van geestelijken. Daarmee staat Luthers nadruk op individuele gewetensvrijheid in feite haaks op het collectivistische en autoritaire karakter van de nazi-ideologie, die liever absolute trouw aan volk en leider eiste.
Hoewel Carlyle pleit voor een theocratie van helden — een elite die toegang heeft tot waarheid en wezen — introduceert hij wel degelijk een verzetstheorie: leiders zijn alleen legitiem zolang zij oprecht en waarachtig blijven. Zodra zij de waarheid verraden en zich overgeven aan schijn en leugen, verliezen zij hun recht om te heersen. In dat geval is verzet, en zelfs eliminatie, gerechtvaardigd. Juist dit voorwaardelijke karakter van leiderschap ontbreekt in totalitaire systemen als het nationaalsocialisme, waar de leider bij voorbaat absolute en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eiste.
Racisme: een cruciaal verschil
Het racisme dat een wezenlijk onderdeel is van het Füherprinzip is lastig te herleiden tot Carlyles boek over helden. Het komt er niet in voor, tenzij men Carlyles heldentheorie helemaal ophangt aan zijn voorbeeld over de Nordische Odin, zoals Vollrath deed. Helemaal eerlijk is dat niet, omdat Carlyle ook andere voorbeelden noemt, die moeilijk tot racisme of antisemitisme te herleiden zijn. Ook zijn de morele principes die hij als onderdeel van de kern van de werkelijkheid ziet niet gebaseerd op een rassentheorie maar universeel-menselijk van karakter. Binnen het nationaalsocialisme is de rassenleer een fundamenteel onderdeel3.
Hierbij is het belangrijk een onderscheid te maken tussen twee lijnen van racisme. Carlyles racisme was voornamelijk gecontextualiseerd binnen de slavernij en het kolonialisme, een vorm die niet direct door de nazi’s werd overgenomen in hun ideologische kern.

Invloed Houston Chamberlain: racisme als kern
De racistische en antisemitische dimensie van het Füherprinzip in combinatie met de heldentheorie is beter te begrijpen via de invloed die Houston Chamberlain (1885-1927) had op de nationaalsocialisten, vooral na zijn overlijden. Om deze lijn duidelijk te trekken moet ik kort over hem uitweiden. Hij is die andere vriend die Vollrath bespreekt in zijn boek over de twee Duitse vrienden[13].
Achtergrond en Duitse fascinatie
Houston Chamberlain was een Engelse intellectueel met een grote belangstelling voor geschiedenis en filosofie en voelde zich ook thuis in de natuurwetenschappen en de biologie. Het grootste deel van zijn leven woonde hij buiten Engeland en behoorde tot de Weense culturele bovenlaag. Hij had net als Carlyle een diepe fascinatie voor alles was Duits was. Hij was een fervent bewonderaar van Hitler, die hij zag als dé man die een groot Germaans/Duits rijk tot stand zou brengen[14].

Motor achter de geschiedenis: de rassenstrijd
Chamberlain was een typische 19e-eeuwer, wat betekent dat hij, net als andere geleerden van zijn tijd, op zoek was naar universele wetten betreffende de ontwikkeling van de mensheid. Darwin formuleerde dergelijke wetten in zijn evolutietheorie van de soorten: de soort die het best is aangepast aan de omstandigheden heeft een streepje voor om te overleven. Marx positioneerde dergelijke wetmatigheden in de productieverhoudingen van de economie, met de nadruk op de klassenstrijd.
Chamberlain, beïnvloed door darwinisme en genetica beschouwde de rassenstrijd als de drijvende kracht achter alle veranderingen in de mensheid[15]. Hij werkte dat uit in een groot historisch werk over de 19e eeuw en eerder, dat een samenvatting geeft van het rassendenken in Europa tot dan toe[16].
De strijd der rassen: Germanen tegen Joden

Daar speelde zich een strijd af op leven en dood tussen de hogere, betere rassen en lagere, gecorrumpeerde rassen. Bovenaan stond het Germaanse ras van de hoge beschaving en onderaan het lage Joodse van kapitaal en materialisme. Overigens rekende hij de Slaven tot het Germaanse ras in tegenstelling tot de nationaalsocialisten zelf[17].
Al het goeds kwam van boven en al het slechts van beneden, volgens Chamberlain. Kortom, om de mensheid tot een hoger plan te brengen moest men nadenken over oplossingen: vermeng de rassen niet en werk toe naar een definitieve oplossing voor het laagste ras, de joden[18]. Uiteindelijk zou de Germaan dan als eindoverwinnaar uit de bus komen[19].
De combinatie ras en held bij de nazi’s
Wat de nationaalsocialisten en eerder de völkische ideologen deden en ook Chamberlaine was het combineren van dergelijke raciale ideeën met de heldentheorie van Carlyle. In de strijd der rassen zou het beste ras komen bovendrijven en dat ras duwde als het ware weer de sterkste man naar voren om haar leider te zijn. Het geniale individu is een exponent van een geniaal ras[20].

Conclusie: ras als de nieuwe held in de nazi-ideologie
Samenvattend, er is een verbinding tussen Carlyles held en Hitlers Führer; beide zijn gebaseerd op het idee van een superieure inzichten bij de geniale leider, maar met één cruciale aanpassing die onder invloed van Chamberlain is gemaakt. Waar Carlyles held in alle culturen kan verschijnen is het idee van de Führer exclusief voorbehouden aan de rassenstrijd die de Duitsers voerden. Met Chamberlain als ‘vriend’ van de Duitsers komt de rassenstrijd in de nationaalsocialistische leiderschapsopvattingen tot ontwikkeling en niet met Carlyle.
Het lijkt alsof ras de held werd in de nazi-ideologie, waarbij het superieure Germaanse ras de heroïsche entiteit was waarbinnen een individuele held als Hitler (in de zin van Carlyle) naar voren kon komen…

[1] Jonathan McCollum. ‘The Nazi Appropriation of Thomas Carlyle: Or How Frederick Wound Up in the Bunker’. In Thomas Carlyle Resartus: Reappraising Carlyle’s Contribution to the Philosophy of History, Political Theory, and Cultural Criticism, door Paul E. Kerry en Marylu Hill, 187-203. Madison: Fairleigh Dickinson university press, 2010. P.190
[2] Höhn, Reinhard. Vom Wesen der Gemeinschaft, geh. auf d. Landesführerschule d. dt. Arbeitsdienstes. Das Wissen um die Gemeinschaft H. 1 1. Berlin: Heymanns, 1934. P.17
[3] Höhn, Reinhard. Vom Wesen der Gemeinschaft, geh. auf d. Landesführerschule d. dt. Arbeitsdienstes. Das Wissen um die Gemeinschaft H. 1 1. Berlin: Heymanns, 1934. P.26
[4] Jonathan McCollum. ‘The Nazi Appropriation of Thomas Carlyle: Or How Frederick Wound Up in the Bunker’. In Thomas Carlyle Resartus: Reappraising Carlyle’s Contribution to the Philosophy of History, Political Theory, and Cultural Criticism, door Paul E. Kerry en Marylu Hill, 187-203. Madison: Fairleigh Dickinson university press, 2010. P.193
[5] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935.
[6] Hier ga ik vooral in op Carlyle. De invloed van Chamberlain vraagt een uitgebreider, afzonderlijk stuk. Hij heeft vooral een ‘bijdrage’ geleverd aan de racistische ontwikkeling van de nazi-ideologie.
[7] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935.P. 28
[8] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935. P. 28
[9] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935. P.40
[10] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935.P.46
[11] Goebbels 1941, geciteerd in: Band 2: Die Geschichte des Genie-Gedankens in der deutschen Literatur, Philosophie und Politik, 1750 – 1945. 2: Von der Romantik bis zum Ende des Dritten Reichs. 3. verb. Aufl. Heidelberg: Winter, 2004. P.209
[12] Hitler, Adolf. Mijn strijd. Onder redactie van W. Melching. Vertaald door Mario Molegraaf. Amsterdam: Prometheus, 2018. P.445
[13] Wilhelm Vollrath. Thomas Carlyle und H. St. Chamberlain, zwei Freunde Deutschlands. München: Lehmans Verlag, 1935.
[14] Verstraete, Pieter Jan. Houston Stewart Chamberlain. Rassenideoloog en wegbereider van het nationaalsocialisme. Soesterberg: Aspekt, 2016. P.185
[15] Verstraete, Pieter Jan. Houston Stewart Chamberlain. Rassenideoloog en wegbereider van het nationaalsocialisme. Soesterberg: Aspekt, 2016.p.80 p.93
[16] Band 2: Die Geschichte des Genie-Gedankens in der deutschen Literatur, Philosophie und Politik, 1750 – 1945. 2: Von der Romantik bis zum Ende des Dritten Reichs. 3. verb. Aufl. Heidelberg: Winter, 2004. P.222
[17] Verstraete, Pieter Jan. Houston Stewart Chamberlain. Rassenideoloog en wegbereider van het nationaalsocialisme. Soesterberg: Aspekt, 2016. P.9 en p.85
[18] Verstraete, Pieter Jan. Houston Stewart Chamberlain. Rassenideoloog en wegbereider van het nationaalsocialisme. Soesterberg: Aspekt, 2016. P.81
[19] Verstraete, Pieter Jan. Houston Stewart Chamberlain. Rassenideoloog en wegbereider van het nationaalsocialisme. Soesterberg: Aspekt, 2016. P.89
[20] Band 2: Die Geschichte des Genie-Gedankens in der deutschen Literatur, Philosophie und Politik, 1750 – 1945. 2: Von der Romantik bis zum Ende des Dritten Reichs. 3. verb. Aufl. Heidelberg: Winter, 2004. P.233
- Zie: Theodor, Deimel. Carlyle und der Nationalsozialismus : eine Würdigung des englischen Denkers im Lichte der deutschen Gegenwart. Würzburg: Verlag Konrad Triltsch, 1937. ↩︎
- Theodor, Deimel. Carlyle und der Nationalsozialismus : eine Würdigung des englischen Denkers im Lichte der deutschen Gegenwart. Würzburg: Verlag Konrad Triltsch, 1937. P.12.
↩︎ - Theodor, Deimel. Carlyle und der Nationalsozialismus : eine Würdigung des englischen Denkers im Lichte der deutschen Gegenwart. Würzburg: Verlag Konrad Triltsch, 1937. P.18 ↩︎