Call us now:

‘De trein gaat morgenochtend om 7.30 naar Ciano d’Enzo. Dat is ongeveer 50 minuten. Dan gaat er een bus naar Canossa drie uur later en moet u nog 20 minuten lopen.’ De jonge vrouw van de VVV van Reggio Emilia legt het me allemaal uit in onberispelijk Engels en ze schrijft het keurig voor me op. Ik kijk haar verheugd aan. Wat ik al op Internet had gezien, klopt dus.
Haar ernstige gezicht beantwoordt mijn vreugde niet. ‘Alleen gaat er geen bus terug. Dus u moet van de ruïne helemaal teruglopen. Dat is 9 km.’ Ik kijk nog blijer: ‘Dat is voor mij geen probleem. Vorige week heb ik nog een hike van 26 km gemaakt. Dus zelfs heen kan ik lopen. Geen probleem.’ Zij kijkt opgelucht nu ik van de nood een deugd heb gemaakt. Met een beetje goede wil maak ik morgen mijn gang naar Canossa. Alleen het weer kan nog roet in het eten gooien…
1100 km noordelijker: Bad Harzburg
Mijn gang naar Canossa begint door toeval in Duitsland in Bad Harzburg. Ik wilde daar het gebouw zien van de belangrijkste business school van het naoorlogse West-Duitsland. Bij de voorbereidingen kwam ik erachter dat er in dit kuuroord een markant monument staat dat naar de eeuwenlange strijd over het politieke leiderschap in Europa verwijst, die in Italië, in Canossa, een belangrijke climax bereikte. Dat monument is de Canossasaüle.

Canossasaüle
En zo loop ik op een zonnige, herfstige dag in Bad Harzburg de berg op om die Canossazuil te bezoeken. De bomen waren goudgeel en het rook er naar vers verval. Het was boven even zoeken, omdat de zuil helemaal achterin staat, achter de ruïnes van een burcht, maar ik vond hem snel. Het ding staat op een vlak plateau met een panoramisch uitzicht op het voorland van het Harz-gebergte. Je kijkt ver over lage, glooiende akkers. Het is rustig. Veel toeristen zijn er niet meer in deze tijd van het jaar en of de menigte nou zo geïnteresseerd is waar die zuil voor stond, ik denk van niet.
De zuil zelf is een betonnen obelisk zonder opsmuk op een bordes van drie trappetjes. Ik loop eromheen en zie de twee bronzen platen die ik van Google ken. De eerste bevat het portret van Bismarck en het jaartal 1877, de tweede bevat de tekst waar een hele wereld achter schuilgaat: Nach Canossa gehen wir nicht. En voor die wereld ben ik hier.
We buigen niet!
‘We gaan niet naar Canossa, noch lichamelijk noch geestelijk, maak je geen zorgen’ riep Bismarck (1815-1898) in 1872 de Rijksdag toe. Er was grote ophef ontstaan over paus Pius IX (pontificaat 1846-1878). Hij had de geloofsbrieven geweigerd van de nieuwe Duitse gezant in Rome, curiekardinaal Gustav Adolf zu Hohenlohe-Schillingfürst.

Pius IX had nog een appeltje met hem te schillen. Want eerder had die kardinaal op het eerste Vaticaanse Concilie tegen het voorstel gestemd om een nieuw dogma in het leven te roepen: de onfeilbaarheid van de paus. Of er dus een andere gezant kon komen…
Dat was tegen het zere been van Bismarck en daar kon hij niet mee akkoord gaan. De wereldlijke macht buigt niet voor de geestelijke. ‘Nach Canossa gehen wir nicht!’ riep hij uit. Voor de intellectuele insiders van toen en zeker voor de paus was het helemaal helder waar Bismarck naar verwees: naar de eeuwenlange strijd in Europa over wie het uiteindelijk voor het zeggen had, de keizer of de paus. En Canossa was berucht. Daar bereikte die strijd in 1077 een climax. Bismarck kende zijn klassiekers.
Het verzet van Bismarck tegen de paus vond men zo belangrijk dat dit met een zuil herinnerd moest worden. En de plek waar die opgericht zou worden mocht natuurlijk niet willekeurig gekozen zijn, maar moest ermee van doen hebben. Het werd de ruïne van de burcht op de berg bij Bad Harzburg, waar ik nu loop, gebouwd door een van de hoofdrolspelers in het conflict van Canossa: koning Hendrik IV.
Waar ging het over, waar Bismarck naar verwees?

Gang naar Canossa
In 1077 maakte de 26-jarige, Duitse koning Hendrik IV de reis naar Canossa in Italië om daar te paus te ontmoeten. Die verbleef daar in de burcht van zijn nicht Mathilde. Het was een boetetocht.
De koning kwam, zoals hem was bevolen en aangezien dat kasteel was omgeven door een driedubbele muur, werd hij ontvangen binnen de tweede cirkel van de muren.
Zijn hele gevolg werd buiten gelaten en hijzelf, zijn koninklijke gewaad afleggend, met niets van koning in zijn verschijning, zonder praalvertoon, met blote voeten bleef hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat vasten in afwachting van het oordeel van de Romeinse paus.
Hij deed dit op de tweede dag en op de derde dag. Eindelijk op de vierde dag mocht hij in de aanwezigheid van de paus komen en na vele argumenten en tegenargumenten werd hij uiteindelijk op deze voorwaarden vrijgesproken van excommunicatie.’1
Zo noteerde Lampert, kroniekschrijver, monnik van Hersfeld, de climax van de slepende affaire tussen de 26-jarige koning Hendrik IV van Duitsland en paus Gregorius VII in januari 1077.
Aan het kasteel in Canossa valt niet veel meer te zien, zo laten foto’s op internet zien. Er liggen wat stenen op de grond, vermoedelijk van fundamenten, een enkel muurtje. Van de driedubbele muur is geen enkel spoor meer. Ik zal het weldra met eigen ogen kunnen zien. En misschien heeft koning Hendrik er wel nooit gestaan, want wat de monnik Lampert van Hersfeld opschreef moet men met een korreltje zout nemen. De grens tussen Dichting und Wahrheit was bij hem vaag.

Het conflict tussen de koning en de paus begon met de benoeming van een nieuwe bisschop in Milaan door Hendrik IV in 1075, die loyaal aan hem was en niet aan de paus. Dit was geheel tegen het zere been van paus Gregorius die vond dat híj over de benoemingen ging en dat er een bisschop moest komen die hém gehoorzaamde en niet de koning. Hij beval de koning deze benoeming ongedaan te maken op straffe van excommunicatie.
Afzetting paus Gregorius VII
Hendrik, die ook niet voor de poes was, riep op zijn beurt de bisschoppen van Duitsland bijeen om deze vermaledijde, machtsbeluste paus af te zetten. Hij kreeg ze mee net als de bisschoppen van Noord-Italië. Die moesten toch al niets hebben van Gregorius, omdat hij maatregelen had getroffen die ingingen tegen hun financiële belangen in hun landerijen. Zij pakten door en zetten Gregorius af.

Excommunicatie Hendrik IV
Dan gaat het snel. Gregorius op zijn beurt grijpt zijn krachtigste wapen en excommuniceert Hendrik IV en alle bisschoppen die hem steunden. Dit werd de talk of the town in Europa van dat moment. De paus onttroont de koning! Want de facto was dat het geval. De koning mocht niet meer ter communie, men mocht niet meer met hem praten en het allerbelangrijkste: de edelen die hem trouw hadden gezworen werden van deze eed ontslagen. Dat laatste, dát was de ultieme ondermijning. Nu mochten de edelen hem afzetten en een nieuw koning kiezen.

De vorsten van Duitsland kwamen bijeen en gaven Hendrik één jaar, tot februari 1077, om zich met de paus te verzoenen. Zo niet, dan zou het Schluss zijn met zijn koningschap. Hendrik had er dus alle belang bij om snel de paus te ontmoeten en het op een akkoordje met hem te gooien. Dat zou ook gebeuren…

Hendrik reisde dus naar Canossa in Italië waar de paus in de burcht van zijn nicht Mathilde verbleef. Drie dagen wachtte Hendrik voor de poort blootvoets in de sneeuw. Toen werd hij toegelaten en mocht hij het kasteel binnen. De heibel werd uitgepraat. Hendrik beloofde voortaan de Heilige Stoel te gehoorzamen en samen gingen ze voor iedereen zichtbaar ter communie. Het was weer koek en ei. De excommunicatie was opgeheven. Paus blij, hij was de erkende eindbaas, koning blij, zijn vazallen waren weer aan hun eed van trouw gebonden. Lang zou Hendrik zich overigens niet aan zijn belofte houden… Een paar jaar later verdreef hij de paus met geweld uit Rome. Die zou er nooit meer terugkeren en stierf uiteindelijk op Sicilië.
Gregorius Hellebrand
Gregorius was geen vrome heilige, eerder een machtspoliticus, en had meer oog voor de aardse politiek dan voor het hemelse heil. Hij werd in Zuidelijk Toscane geboren (1020/1025) als Hildebrand van Sovana, Hellebrand zoals zijn tegenstanders hem noemden. Zijn carrière vond plaats in de bestuurlijke kringen van Rome. Zijn pijlen had hij gericht op de in zijn ogen verwerpelijke misstanden in de Kerk die vooral werden veroorzaakt door wereldlijke leiders, die de kerk als hún instrument zagen, zoals Hendrik IV.
Bisschopsbenoemingen
Dé doorn in Gregorius’ oog was de claim van de koning dat die het recht had bisschoppen te benoemen. Vorsten stelden graag bisschoppen aan als bestuurders, managers, van hun landerijen dan leken. De leenmannen van geestelijke signatuur moesten -in principe- celibatair blijven. Het grote voordeel voor de vorst was dus dat de landerijen na hun verscheiden weer aan hem toevielen waarop hij weer een trouwe vazal kon benoemen, uiteraard weer een geestelijke, die hijzelf had uitgekozen en tot bisschop had benoemd. Geen geduvel met graven die met hun nageslacht dynastieën konden stichten, die een dreiging voor zijn macht konden vormen.
Het was voor de vorst ook op een andere manier lucratief. Veel geestelijken, doorgaans zonen van rijke families, waren tuk op zo’n benoeming van de koning. Het gaf ze invloed en rijkdom. Rijke families aarzelden niet om hiervoor diep in de beurs te tasten: zowel voor de titel bisschop als voor het leengoed. Zo’n transactie was lucratief voor zowel de vorst als de aspirant-bisschop: een ‘win-winsituatie’. Er was in die tijd dan ook een levendige handel in kerkelijke ambten. De grens tussen geld en gebed kende vele tinten grijs.
Hier wilde Hellebrand paal en perk aan stellen, eerst als Rooms bestuurder en later als paus. Het was zijns inziens een uitholling van het geestelijke ambt én vooral van de machtshiërarchie die van paus naar de gelovigen liep. De koning moest uit die lijn verwijderd worden. De bisschoppen moesten luisteren naar de paus! Die strijd om de benoemingsmacht van bisschoppen, waar Canossa deel van uitmaakte, zou de geschiedenis ingaan als de investituursstrijd.
Dictatus papae
Het ging Gregorius zelfs om veel meer. Zijn verzet tegen bisschopsbenoemingen maakten deel uit van zijn grote visie over hoe Europa bestuurd moest worden. In zijn bul van 1075 Dictatus papae doet hij er kond van. In 27 stellingen vertelt hij hoe de lijnen moeten lopen zowel in de geestelijke, de priesterlijke tak, als in de wereldlijke tak van vorsten en onderdanen.

Belangrijkste punt is dat beide lijnen bij één man uitkomen, die de macht heeft over zowel het wereldse als het hemelse. Die man, hoe kan het anders, is natuurlijk de paus zelve. In zijn bul verklaarde Gregorius dat de vorst slechts onderdirecteur was van het aardse en niet de CEO.
Dat hem is toegestaan de keizer af te zetten
Enkele van de brisante stellingen uit zijn Dictatus papae staan hieronder 2:
De Paus heeft gezegd:
1. Dat de kerk van Rome door de Heer zelf gegrondvest is.
3. Dat hij alleen bisschoppen kan ontslaan en weer kan aannemen.
12. Dat het hem is toegestaan keizers af te zetten.
19. Dat hij door niemand berecht mag worden.
22. Dat de Kerk van Rome nimmer heeft gedwaald, en naar de getuigenis van de Heilige Schrift, ook nooit dwalen zal.
25. Dat hij zonder synode bisschoppen kan ontslaan of herbenoemen.
27. Dat hij gelovigen kan ontslaan van hun eed aan slechte mensen.
De ultieme macht van alles is in het Dictatus papae politiek-theologisch afgeleid van de goddelijke besluitvorming. De Kerk van Rome is immers door de Heer zelf gegrondvest! De implicatie hiervan is dat verweer hiertegen blasfemie, ketters is. Tegenspraak is sowieso uit den boze. De paus maakt nooit fouten. De paus mag Jan en Alleman eigenhandig afzetten en de edelen ontslaan van de plicht hun vorst te gehoorzamen. Zonder overleg met welke synode dan ook. Ook staat hij buiten elke wet- en regelgeving. Alleen aan God hoefde hij verantwoording af te leggen. Dit is wat machtsbeluste, totalitaire alleenheersers door de eeuwen altijd heeft gekenmerkt: zij plaatsen zich buiten de wet, willen alle touwtjes in handen houden en maken de oppositie monddood. Gregorius is hiervan een loepzuiver voorbeeld.
De vorsten en prinsen van het toenmalige Europa zullen in hun burchten ongetwijfeld not amused geweest zijn van deze schaamteloze greep naar de macht. Dit was niets anders dan het uitroepen van de theocratie in Europa! Ook menig geestelijke, bisschop, geleerde, zal de wenkbrauwen gefronst hebben. Had Jezus immers niet gezegd, dat er twee machten waren en dat wat aan de keizer was des keizers was, en aan God wat van God is? Het uitroepen van de paus van zichzelf tot absoluut monarch was buiten alle perken en verzwakte de macht van abten en bisschoppen.
Van Gelasius tot Gregorius
Die bul van Gregorius staat ook niet op zichzelf maar moet net als Canossa gezien worden als opnieuw een dramatisch dieptepunt in de continuing story van de strijd tussen het wereldlijke en geestelijke leiderschap in onze Europese contreien. We moeten nog een keer uitzoomen om het grotere verhaal te kunnen zien. We moeten nog eens vijf eeuwen terug…
Het was paus Gelasius I (pontificaat 492 – 496) die in de vijfde eeuw de knuppel van de scheiding der machten in het hoenderhok gooide. De aanleiding was een groot, verhit theologisch debat dat de christenen van toen heftig bezighield. Dat ging over of Christus een enkele of een dubbele natuur had. Is Jezus alleen goddelijk of is hij goddelijk én menselijk? De oosterse kerk inclusief de keizer van toen in Constantinopel, Anastasius I, vonden het eerste – alleen goddelijk -, de westerse, Roomse elite ging voor het tweede – goddelijk én menselijk.

Dat de keizer partij koos voor de ‘ketters’ beviel paus Gelasius allerminst en hij stuurde hem een brief, waarin hij klip en klaar duidelijk maakte hoe de verhoudingen lagen3.
Duo quippe sunt, imperator auguste, quibus principaliter mundus hic regitur: auctoritas sacrata pontificum, et regalis potestas.
In quibus tanto gravius est pondus sacerdotum, quanto etiam pro ipsis regibus hominum in divino reddituri sunt examnine rationem.
Er zijn dus twee machten, verheven keizer, die deze wereld bestieren: het heilige gezag van de priesters en de koninklijke macht.
Hierbij weegt de geestelijke macht van de priesters zwaarder in die mate dat zij zich tijdens het Goddelijk Oordeel moeten verantwoorden voor de mensen, ja ook voor koningen.
Wat later in zijn brief pepert Gelasius het Anastasius nogmaals flink in. Hij moet zich bemoeien met zijn eigen wereldlijke zaken en niet met de godsdienstige. Geestelijken bemoeien zich ook niet met zijn zaken. En hij moet zich vooral niet verbeelden de gelijke van de paus te zijn. Die is immers ‘door Christus zelf aangesteld’.
Het is duidelijk wat Gelasius voor ogen heeft: de wereld kent twee filialen, het tijdelijke en het eeuwige, en heeft daardoor twee chefs. Die moeten vooral op hun eigen terrein blijven. Maar één chef is toch belangrijker dan de ander, die van de afdeling Eeuwigheid. Want die moet zich uiteindelijk bij de Opperbaas verantwoorden voor iedereen, inclusief voor het doen en laten van de hoogste op aarde: de keizer.
Twee machtenleer
Dit idee van twee machten en twee domeinen ontleende Gelasius trouwens aan een bekende uitspraak van Jezus in het Nieuwe Testament toen leerlingen van Farizeeërs op hem afkwamen en hem de vraag stelden of het geoorloofd is om belasting te betalen aan de keizer of niet?4.
Jezus’ antwoord zou de input worden voor die eeuwenoude strijd over wie in West-Europa de finale macht mocht hebben. Hij verzocht hen een munt te laten zien en vroeg vervolgens wie erop stond. Ze antwoordden: De keizer. ‘Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’ was zijn antwoord.
Naar deze uitspraak zou voortdurend teruggegrepen worden om het leerstuk van twee machtsdomeinen te rechtvaardigen. Het debat zou vooral gaan over of die twee heersers aan elkaar gelijkwaardig waren – aanvullend- of dat er een toch nog net iets gelijkwaardiger was dan de ander. Bij Gelasius was dat laatste al het geval. Hij, de geestelijk leider, was finaal in charge… vond hij.
De paus als eindbaas
Gregorius VII, die koning Hendrik IV excommuniceerde en een theocratische greep naar de macht deed in de 11e eeuw, vond hetzelfde als Gelasius. De paus is eindbaas. Het wereldlijk gezag is ondergeschikt aan het geestelijke.
Naar deze strijd om de politieke macht tussen de paus en de keizer, tussen seculiere en kerkelijke macht verwees Bismarck toen hij uitriep: Nach Canossa gehen wir nicht! Van deze strijd is de Canossazuil in Bad Harzburg een gedenkteken.


In Bündheim, een dorpje dat nu onderdeel van Bad Harzburg is, bouwden de katholieken een nieuwe kerk die in 1880 werd ingezegend. Deze kerk in de Harz, zo vlak bij de Canossazuil, die inmiddels uitdagend op de berg pronkte, kon maar één beschermheilige krijgen. Nog steeds heet deze kerk de Heilige Gregorius VII kerk. Zo staan ze nog steeds tegenover elkaar, versteend, Hendrik IV en Gregorius VII, en het is een ruïne 1100 km zuidelijker dat hen bindt: Canossa.
Het miezert nog steeds in Reggio Emilia. Ik kijk met vreze naar de verschillende weerstations op mijn telefoon maar allemaal zeggen ze hetzelfde. Het blijft de komende dagen slecht weer in Canossa, code oranje zelfs. Zoek als je in het vrije veld bent bescherming in een huis of een auto, weet Weerplaza me te vertellen. Ik ben Indiana Jones, maar wel eentje van het mooie weer. Mijn bezoek aan de ruïnes in de heuvels van Reggio Emilia moet ik helaas tot nader orde uitstellen. Ik zeg het Bismarck met spijt na: Nach Canossa gehen wir nicht!
- Hersfeld, Lampert of. The Annals of Lampert of Hersfeld. Vertaald door I. S. Robinson. Manchester Medieval Sources Series. Manchester: Manchester University Press, 2015.
p.354 ↩︎ - Ontleend aan: Dictatus Papae (archive.org) ↩︎
- Internet History Sourcebooks: Medieval Sourcebook ↩︎
- Matteüs. 22: 15-22 (Willibrordvertaling) ↩︎